Column Willeke Stadtman: ‘Vakantieperikelen’ deel 2

Normaal gesproken waren we er als de kippen bij in september: boeken voor de wintersport in februari. En omdat wij – net als veel andere vakantiegangers dol zijn op afwisseling – ging de reis zoals al die jaren daarvoor naar Ortisei, al was het maar omdat ik daar alle afdalingen uit mijn hoofd ken.

Drie jaar geleden kreeg ik enkele dagen voor vertrek een zeer pijnlijke bilblessure bij het op commando uitvoeren van een deadlift, daartoe aangemoedigd door een ADHD-achtige personal trainer met een heel speciale aanpak.

Het ging om het welbekende piriformis syndroom. Ik kan het niemand aanbevelen. We gingen altijd met de bus, heel handig: je stapt in, gaat zitten, stapt ruim 12 uur later volledig verrapzakt uit, maar je hebt wel een hele ski dag extra.

Van dat zitten in die bus kwam overigens niets. Vanwege de pijn heb ik de godganselijke reis in min of meer gestrekte houding op de beensteun voor me gebalanceerd.

Eenmaal ter plekke konden we niet skiën, omdat ik niet in een stoeltjeslift kon zitten en tijdens het eten zat ik op een tennisbal (tegen de pijn: ideetje van de trainer).

Na drie dagen in en rond het hotel begaven we ons naar een verderop gelegen skioord met sleepliften. Ze hadden er ook slecht skimateriaal en plaksneeuw. Echtgenoot T. stond geregeld vloekend op de helling, na een val, tijdens een val of na een val: ‘Dit zijn geen ski’s, ‘riep hij wanhopig, ‘dit zijn boomstammen.’

Een dag later waagden we het erop: in de stoeltjeslift de berg op. Het ging redelijk, evenals het skiën met ons vertrouwde materiaal. Net toen we de smaak te pakken kregen, smakte T. bij het uitstappen uit de stoeltjeslift tegen de grond, en verdraaide zijn knie.

Even later zagen wij ons genoodzaakt om onder flinke publieke belangstelling plaats te nemen in een sneeuwscooter om vervolgens met loeiende sirenes het strijdtoneel te verlaten. De dagen daarop hebben we veel gelezen, T. liep met stokken, en ik zat op een tennisbal.

Dan twee jaar geleden.

Daags na aankomst werd ik ziek. Hoge koorts, zeg maar griep met een hoofdletter G. Ik kon niet op of om en solidair als hij is ging T. ook niet skiën. Zo vertoefden wij een volle week op de hotelkamer, terwijl de zon uitbundig scheen, de pistes er voortreffelijk bij lagen en alle hotelgasten ’s avonds moe maar tevreden hun vijf gangendiner nuttigden. Zo ook T. Ik had genoeg aan een kopje bouillon en voelde me redelijk beschaamd toen ik de zwaar gevulde soep die mij zo hartelijk door hoteleigenaar Claudia was aangereikt om niet onbeleefd over te komen door het toilet hebt gespoeld.

Deze zomer namen we afscheid van Ortisei, we waren toch in de buurt. Het was maar goed dat het in de zomer niet op een skioord lijkt.

Alle columns leest u hier.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk