Burgers en bedrijven zijn in 2001 voor een bedrag van 1,5 miljoen gulden (0,68 miljoen euro) minder aangeslagen in het kader van de Onroerende-Zaakbelasting (OZB) dan bedoeld. De oorzaak van deze lagere aanslag – en dus lagere opbrengst voor de gemeente – is tweeledig.
Dit jaar zijn voor de Onroerende-Zaakbelasting voor het eerst de nieuwe taxatiewaarden per prijspeil 1 januari 1999 gehanteerd. De waarde van onroerend goed is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Dat zou bij gelijkblijvende tarieven het gevolg hebben dat burgers en bedrijven een flink hogere aanslag OZB zouden krijgen. Om dit te voorkomen zijn de tarieven OZB 2001 dit voorjaar fors verlaagd, zodat de totale opbrengst OZB, gecorrigeerd voor de trendmatige verhoging, gelijk zou blijven.
Op het tijdstip van vaststelling was de totale uitkomst van de herwaardering nog niet exact bekend, maar op basis van de tot dan toe bekende gegevens werd een inschatting van de totale waarde gemaakt.
Nu blijkt uiteindelijk met name de waarde van niet-woningen (bedrijven) aanmerkelijk lager uit te vallen, waardoor de opbrengsten 2001 achterblijven.
Een tweede oorzaak van de lagere opbrengst is de gehanteerde rekenformule. Bij de berekening van de opbrengst toentertijd is een rekenformule van het Ministerie van Financiën gehanteerd; daarin was echter ten onrechte geen rekening gehouden met inkomstenverlies als gevolg van kwijtschelding en leegstand. Lees hier welke oplossing de gemeente voor ogen heeft.