Ik weet het zeker, ik ga nooit meer met de bus, het is gekkenwerk.
We zitten net, als de chauffeur, gewapend met een lijst, zegt dat wij met zijn drieën reizen. ‘We zijn met zijn tweeën,’ zeg ik. ‘U reist dus met zijn drieën, en daarom moet u hier weg. U zit daar, naast die dikke mevrouw.’ ‘Bedoelt u ons misschien?’ roept een vrouw in de deuropening, wij zijn met zijn drieën. De chauffeur tuurt op zijn lijst.
‘Ik zie het al, u moet op stoel 63 zitten.’
‘Nee, daar zit ik al op,’ roept de dikke mevrouw.
‘Als wij nu hier gaan zitten en mijn man naast die mevrouw, dan klopt het toch,’ zegt de vrouw in de deuropening.
‘Ik ben eruit,’ roept de chauffeur, ‘rijen maar.’
In het volgende plaatsje stappen twee mensen in, de chauffeur staat buiten.
‘Kan ik hier even naar het toilet?’ vraagt een passagier, hij wijst naar het hotel.
‘Pis maar tegen de bus,’ zegt de chauffeur, ‘gisteren hebben we bij een stop twee mensen laten staan, die waren gewoon gaan koffiedrinken, wij weer helemaal terug, aanhanger eraf, draaien, en ja toen hebben we de bus beschadigd. Dus pis er rustig tegenaan, zou ik zeggen.’
Even later klinkt er een harde knal, gevolgd door het geluid van een zevenklapper, we schrikken ons rot. ‘Sorry hoor,’ zegt de chauffeur, ‘het is effe wennen, net nieuw die boxen, geluidje hè?
We rijden nu naar Brixen in Oostenrijk, daar pikken we nog wat mensen op.’
Uren later, het is al na twaalven, rijden we Brixen binnen. Ruim een half uur later staan we stil op een afgelegen parkeerplaats. ‘Hier is het niet,’ roept de chauffeur,’ hier staat niemand.’ Een kwartier later stoppen we voor een sporthotel. ‘En hier ook niet. Zal ik eens bellen waar we moeten zijn?’
Hij belt.
‘Oh, het Bahnhof, we moeten naar het Bahnhof.’ Op het stationnetje staat een mannetje of twintig te kleumen, ze hebben er anderhalf uur staan wachten. Ze stommelen de bus in, ze zitten allemaal boven.
De chauffeur trekt weer op.
‘De deur,’ gillen we in koor.
‘Druk effe op dat knoppie naast de deur dan.’
Niemand voelt zich geroepen om in een rijdende bus bij een open deur op zoek te gaan naar een onbekend knopje.’ De deur sist dicht.
Nog geen vijf minuten later stuitert er een blonde vrouw door de bus, ze komt van boven, ze is blond en ze schreeuwt, haar man staat bij het trapje. ‘Wat is dit voor een kut organisatie, we kunnen nergens meer zitten.’ Geen reactie. ‘Chauffeur,’ roept de vrouw, die met zijn drieën reist, ‘chauffeur, er zijn hier twee mensen die geen plek hebben.’Op zijn dooie gemak kuiert de chauffeur door de bus, hij laat zich niet gek maken.
‘Mag ik mijn stoel naar achteren doen,’ vraagt de dikke mevrouw, ze wil slapen, ze heeft haar nekkussentje al om. ‘Nee,’ zegt de vrouw, die met zijn drieën reist, ‘daar heb ik last van en het is nog geen bedtijd.’
Het is half twee en we zijn hard toe aan de nachtstop, die ingekort wordt tot tien minuten, omdat we achter liggen op het schema. ‘Dat komt omdat we van hogerhand om moesten rijden via Brixen. En dan denken ‘ze’ ook nog dat we om half acht binnenlopen in Maarheeze.’
Negen uur: de chauffeur is zijn lijst kwijt, daarom moeten we straks in Maarheeze zelf maar zoeken naar onze vervolg bus.
‘Als het goed is, weet u waar u naar toe moet.’
Ja, denk ik, de bus uit, zo snel mogelijk en er nooit meer in.
Ontdek meer van De Digitale Stad Nieuwegein
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.