Column Willeke Stadtman: ‘In tijden van Corona (6)’

Op zaterdag 28 maart toog ik naar de markt op Cityplaza. Omdat er alleen food kramen toegestaan waren (dat zijn immers belangrijke onderdelen van onze voedselketen), stonden de kramen meters en meters uit elkaar. En dat was, gevoegd bij een harde wind, buitengewoon gunstig voor de optimale trekgatfunctie van deze locatie.

Mensen liepen zwijgend voorbij, de blik op oneindig, de hand aan de kraag, het hoofd licht gebogen, een enkeling droeg een muts of een capuchon. Het was uitermate rustig op de markt.

De marktkooplieden hadden veel werk gemaakt van de voorschriften van het RIVM.

Bij de notenkraam moest je je opstellen bij het met wit krijt op de grond geschreven woordje ingang, waarna je met pijlen de weg werd gewezen langs de toonbank. Je mocht op afroep naar binnen, twee mensen maximaal, en wel aan de uiterste zijden van de toonbank. Je kon de kraam via de andere kant verlaten, aangegeven met het woordje uitgang. Het liep als een zonnetje.

Bij bakkerij ’t Stoepje hadden ze – heel slim – over de hele lengte van de toonbank een verticale rij kratten geplaatst op 1,5 meter afstand. Je moest je in zo’n gat tussen twee krattenrijen opstellen om geholpen te worden. Ik wilde twee worstenbroodjes, maar dat was heel moeilijk, want ze waren per vijf verpakt in een plastic doosje, zei een jongeman, die zeer fris oogde, leuke kop, open blik, fijn kapsel, mooi slank ook, en voor de gelegenheid droeg hij blauwe latex handschoenen. Hij kon mij er wel twee verkopen, maar dat moest hij het doosje openen, en dat is, zei hij: ‘helemaal voor eigen risico.’ Het was de eerste keer in mijn leven dat ik op een markt voor een moreel dilemma stond. Ik zou ze zelf niet opeten, ze waren voor echtgenoot T. Ik knikte. Ik durfde het aan, omdat het virus een oventemperatuur van 220 graden waarschijnlijk niet overleeft. Dacht ik. Het virus al een beetje kennende.

Ik had eigenlijk niets te zoeken bij de zelfbedieningsgroentekraam, maar ik kwam er toevallig langs. Ik moet zeggen, alle lof! Voor de klanten was een speciaal parcours afgezet, met rood witte linten. Op de grond was in groen het woord ingang geplakt. Zo kwam je in het parcours dat na een scherpe U-bocht naar links toegang gaf naar gaten tussen verticaal opgestelde kratten (mogelijk op advies van bakkerij ’t Stoepje), waarna je geholpen werd door een medewerker. Van zelfbediening was geen sprake, maar afgaande op de rust die de kraam uitstraalde, leidde dat niet tot ongeregeldheden. Er gaan veel makke schapen in een hok.

De uitgang was wederom uitgevoerd in de kleur groen. Waarschijnlijk vanwege de herkenbaarheid.

Ik haastte me linksaf, weg van het trekgat. Tot mijn vreugde zag ik dat de stomerij/annex kledingreparatie gewoon geopend was. Ik zag het bord staan, alleen de omlijsting. Als teken dat hij open is. Van de ontzettend aardige en bekwame Afghaanse eigenaar weet ik dat de poster het al eerder had moeten afleggen tegen de wind.

Willeke Stadtman

Klik hier voor de eerdere columns van Willeke Stadtman over dit onderwerp.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk