De gemeente Nieuwegein voert het armoedebeleid naar behoren uit, maar kan nog beter. Dit is één van de conclusies uit het onderzoek dat het onderzoeksbureau CAB uit Groningen in opdracht van de Rekenkamercommissie heeft uitgevoerd. Op basis hiervan heeft de Rekenkamercommissie een aantal aanbevelingen aan de gemeenteraad voorgelegd.
Aanleiding voor het onderzoek is het gevoel binnen de gemeenteraad, dat met het armoedebeleid niet iedereen in Nieuwegein wordt bereikt. Er is immers een toenemend gebruik van de voedselbank. De uitvoering van het armoedebeleid is onlangs door de gemeente overgeheveld naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie WIL: de gemeenschappelijke regeling Werk & Inkomen Lekstroom (een samenwerkingsverband tussen Houten, Lopik, Nieuwegein, Vianen en IJsselstein). De Rekenkamercommissie doet op basis van het onderzoek een aantal aanbevelingen die gericht zijn op de nieuwe situatie.
Uitgangspunt is dat in de nieuwe situatie de invulling van het armoedebeleid – ondanks de intergemeentelijke samenwerking in de uitvoering – voorbehouden blijft aan de afzonderlijke gemeenten. Tijdens het onderzoek is gebleken dat betrokkenen dit verschillend interpreteren en hierbij verschillende beelden hebben. De rekenkamercommissie beveelt aan expliciet te laten vastleggen dat het primaat van het armoedebeleid bij de gemeente ligt.
Tijdens het onderzoek bleek ook dat officieel geen doorverwijzingen naar de voedselbank plaatsvinden, maar dat dit indirect wel gebeurt. De rekenkamer vindt dit gekunsteld en niet passend binnen het beeld van een transparante overheid. De rekenkamer adviseert de voedselbank als instrument in het armoedebeleid te erkennen en doorverwijzingen te reguleren. Meer informatie over de onderzoeksresultaten is te vinden op de website van de Rekenkamercommissie.
