Als je dit leest ben ik weg. Ik kom niet meer terug. Wel in dit land. Niet in deze krant. Het spijt me. Het ligt niet aan jou. Echt. Het ligt aan mij. Al kan ik het niet echt waarderen als je me zo oprolt om een vlieg mee dood te slaan, of me verscheurt en mijn levenloze resten aan de kattenbak toevertrouwd. Voornamelijk ligt het aan mij. We zijn uit elkaar gegroeid. En je hebt gelijk als je denkt dat er een ander is. Wet weten het al lang. Dat Utrecht mijn hart veroverd heeft. Maar jij bent mijn eerste. Dat vergeet ik niet.
Hoe je naar me zwaaide en riep dat je om me gelachen had. Of geïnteresseerd vroeg waar ik in vredesnaam was wezen zwemmen. Stiekem vond ik het ook leuk als je me mailde en geïrriteerd in hoofdletters schreef ‘dat Vreeswijk geen vissersdorp maar een schippersdorp was’. Of het wonderlijke mailtje met ‘honden poepen ook’, dat ik nog steeds niet helemaal begrijp. Maar zo ben je. Soms spontaan, op mijn vingers tikkend of zwijgend. Ik zou niets aan je willen veranderen.
Het is mijn eigen keuze. Deze column hoort over Nieuwegein te gaan maar ik ga niet meer over Nieuwegein. Mijn leven gaat over Utrecht. Mijn werk bij het museum, mijn studie op het Janskerkhof en mijn kamer in Kanaleneiland. Ik weet wat je waar kunt kopen, wie waar een klap kreeg en waarom. Als er een nieuwe graffiti is valt mij dat op en ik herken de melodietjes van de Dom. Nieuwegein is mijn verleden. Mijn basisschool aan de Koninginnelaan. Mijn thuis in Vreeswijk. Mijn voetbalclub. Mijn heuveltje bij het Fort waar ik houten pallets op elkaar timmerde in de vakantieweek. Mijn theater de Kom waar ik zes jaar les had. Mijn Nieuwegein.
Het ga je goed en ik kom snel weer langs. Mocht je me willen lezen dan weet je waar ik ben. In het theater, ’s avonds in een soap op de tv of op een boodschappenlijstje langs de gracht. Ik ga mijn best doen. Dag Geintje van mij.