Katern

Park

Ik wist niet dat het kon. En zeker niet als je al sinds 1989 in Nieuwegein woont. Ik moest afgelopen dinsdagmiddag uiterlijk om half twee aanwezig zijn op het adres Oudegein. Het leek mij een fluitje van een cent. Ik was er eerder geweest, met de auto. Je steekt de Zuidstedeweg over, passeert de tramrails en hoppa. Maar ik had geen auto. Mijn man had de zijne mee, en mijn zoon had mij de dag ervoor laten weten dat hij bij de feestelijke start van zijn vakantie een deuk in de mijne had gereden. Hij vroeg nog wat hij moest doen met de zielloze zwarte plastic strip, die hij in zijn hand had. De fiets dus.

Ik had me goed voorbereid. En ik was heel blij met de ANWB. Want die doen in routes op de fiets. Ik had de print van de route in de zwarte krat gegooid, die ik voor op mijn fiets heb, omdat ik dacht dat het heel leuk was om daar mijn hond in te zetten, maar die is er de eerste de beste keer dat hij erin zat uitgesprongen en met zijn poot tussen de spaken gekomen.

Bij de brug over de Hollandse IJssel moest ik volgens de routebeschrijving links aanhoudend het park ingaan. ‘Volg het bord ‘Geinoord.’ Dat bord heb ik dus nooit gezien. En na 275 meter was er ook geen brug en na 45 meter kon ik helemaal niet rechtsaf en daarom reed ik op goed gevoel richting de Zuidstedeweg, waar ik aan de verkeerde kant van het water terechtkwam. Nog een keer overdoen, terugfietsen. Eerst dat bordje ‘Geinoord’ vinden. Een kwartier later was ik terug bij af en stak ik met een verhit hoofd de brug over de Hollandse IJssel over. Plotseling zag ik een trapje – met een soort fietsgeul ernaast – dat naar de Zuidstedeweg leidde. Met veel moeite hees ik mijn fiets op wat ik dacht dat een geul was, maar gewoon een betonnen band bleek te zijn. Doorzetten, dacht ik nog, tot mijn fiets een vreemde beweging maakte, het stuur in mijn halsketting verstrikt raakte en ik op hoge hakken met fiets al van het trapje stuiterde. Nu was ik het zat.

Ik gooide het afgebroken stuk ketting in de krat en liep kordaat de voor fietsers verboden Zuidstedeweg op. Oversteken, dacht ik, dan ben ik er zo. Ik schoot voor een heftig toeterende auto langs, de man wees driftig op zijn voorhoofd, net toen ik zo’n vermaledijde vangrail zag. Daar kreeg ik mijn fiets nooit overheen. Even later stond ik afgepeigerd bij de ingang van de parkeergarage van het Stadshuis. Mijn mobiel ging. Waar ik bleef. Ik had inmiddels alle zelfrespect verloren, dus ik zei maar gewoon, dat ik verdwaald was in het park.

Waar ik stond. En of ik dan de parkeergarage links of rechts van me had. ‘Links,’ zei ik. ‘Dat is niet goed,’ zei de stem, ‘je moet hem rechts hebben.’ Ik draaide me om. ‘Nu heb ik hem rechts,’ zei ik. Ik geloof dat dit het moment was, waarop de beller snapte dat er met mij niet meer te praten viel. ‘Ga maar naar de brug over de IJssel, er komt iemand aan om je te halen.’

Bij de brug werd ik aangesproken door een Vlaams stel. Ze waren de weg kwijt. Ze wilden naar Vreeswijk. Ik legde ze drie keer loepzuiver uit hoe ze daar moesten komen. Ze bleven me ongelovig aanstaren. Terwijl ze het toch onmogelijk konden weten. Even later zag ik ze de verkeerde kant op fietsen.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk