De dag dat Napoleon langs kwam ….

Terwijl de Franse Keizer Napoleon de veldtocht naar Rusland voorbereidde, bezocht hij in oktober 1811 de noordelijke Nederlanden. Vanuit Gorinchem, waar hij op zondagmorgen 6 oktober om 09.30 uur was vertrokken, maakte hij de tocht in een met acht paarden bespannen koets. In Leerdam en Vianen werd de keizer begroet door de burgemeesters van die plaatsen. Vreeswijkse schippers zetten de keizer met zijn omvangrijke gevolg binnen een uur over de Lek met behulp van vier pontjes en een royale boeier.

Aan de Vreeswijkse kant werd Napoleon verwelkomd door de prefect van Vreeswijk, graaf De Celles. Tezamen met hem gebruikte Napoleon aan boord van de boeier de maaltijd. In Vianen bleef de troepenmacht die Napoleon tot dan toe had begeleid achter en in Vreeswijk namen Franse kurassiers de taken over. Zij waren speciaal daarvoor een week eerder overgebracht naar deze omgeving en in die tijd ingekwartierd in Jutphaas en Vreeswijk. Kronieken uit die tijd melden, dat de kurassiers hadden geposteerd langs den Vaartschen Rijn van Jeremie af tot aan de Vaart.

Door wekenlange herfstregens was de zandweg langs de Vaartse Rijn veranderd in een modderbaan, waarop de paarden slechts met moeite stapvoets vooruit konden komen. Na Jutphaas gepasseerd te zijn, wenste de keizer en zijn gevolg zich voor hun intocht in Utrecht wat op te knappen en van enige rust te genieten. Daarvoor kozen zij het Jutphase buiten Huis de Geer uit.

Tot de aankomst van de keizer had de kwartiermeester van de keizerlijke intocht, de Franse maarschalk Nicolas Charles Oudinot, het huis al gevorderd. Omstreeks 15.30 uur maakte Napoleon zijn intocht in Utrecht. Hij werd bij Jeremie (ongeveer ter hoogte van de huidige Westerkade) verwelkomd door de Utrechtse stadsbestuurder Van Dielen, die hem de sleutels van de stad aanbood. ‘s-Avonds was de stad feestelijk verlicht en hield Napoleon een audiëntie.

Napoleon heeft zich op zijn tocht naar Utrecht hardgrondig geërgerd aan de modderwegen. Al op 16 december 1811 vaardigde hij een decreet uit, dat de weg tussen Gorinchem en Utrecht werd bevorderd tot een ‘Route de premiere Classe. ‘Zo’n besluit betekende dat de weg in record tempo van een klinkerbestrating moest worden voorzien.’ Al in 1814 was de weg tussen Vreeswijk en Utrecht met klinkers bestraat; een ware luxe voor die tijd. Overigens betaalde niet Napoleon de gevolgen van zijn besluit, maar de plaatselijke bevolking via een extra belasting!

In 1811 werd het Huis de Geer bewoond door jonkheer Barthold de Geer van Jutphaas en jonkvrouwe Jacoba Gijsbertha Beatrix van Vianen. De manier waarop de Franse Maarschalk Odinot hen ten behoeve van de Franse keizer Napoleon en keizerin Marie Louise voor enige tijd uit hun kasteel zetten, werd door de bewoners als bijzonder gênant ervaren.

Wel vermeldt de Jan Lodewijk Willem Baron de Geer van Jutphaas later in zijn autobiografie, dat alles zeer ordentelijk verliep. Hij schrijft verder: ‘Zelfs een huzaar die vergunning eenige druiven had geplukt, werd onmiddellijk daarvoor bestraft.’

Nadat de keizer en de keizerin zich hadden verfrist, trok het gezelschap naar Utrecht. Uiteindelijk telde het gevolg ruim achttien duizend mensen.

De stoet werd geopend door een detachement van de Gardes Gendarmerie en direct daar achter kwam een korps van de Gardes d’honneur. Dan volgde een koets, die door zes paarden werd voortgetrokken. Daarin zaten de Grootmaarschalk van het paleis van de keizer, de Groot-Kamerheer en de Opperstalmeester. Fier te paard volgden achter de koets de generaal Colbert met zijn staf. Om de grootheid van Napoleon te benadrukken volgden daarna de compagnies Hollandse lanciers, Poolse lanciers en cavalarie van de Garde Jagers. En dan kwam de door acht paarden voortgetrokken koets met keizer Napoleon en keizerin Marie Louise.

Vervolgens kwam er weer een hele legermacht; Gardes Grenadiers te paard en Hollandse en Poolse cavalaristen. Dan volgden koetsen met bedienend personeel. Met zes paarden bespannen koetsen zorgden voor het vervoer een viertal hofdames, van de prins van Neufchatel (onderkoning van Zweden), prins Aldobrandini en de hertogen van Treviso en Conegliano. Zes compagnieÎn van het 23e Regiment Jagers-cavalaristen sloten dat deel van de stoet af. In twee koetsen kwamen dan de kamerheer en de kabinetssecretaris van de keizer. De generaal Casseloup met zijn staf galoppeerde daar weer achter. Vier volledige regimenten infanterie vormden de achterhoede en de stoet werd besloten door een detachement van de gendarmerie.

Met veel pracht en praal deed Napoleon later op de 6e oktober van 1811 zijn intrede in Utrecht. De vele duizenden militairen, die weken tevoren al in Jutphaas, Vreeswijk en IJsselstein waren ingekwartierd om de intocht van de keizer mogelijk te maken, lieten de bevolking uiteindelijk met een fikse kater achter. Nog valt uit overleveringen op te maken, dat het gedrag van de soldaten verre van correct is geweest. Plunderingen, diefstallen en aanrandingen en verkrachtingen zijn volgens die overleveringen aan de orde van de dag geweest. Een verhaal uit omstreeks 1950 vermeldt: ‘Mijn overgrootvader stond in zijn huis aan de Weidstraat in IJsselstein met een bijl achter de voordeur om de soldaten van zijn dochter af te houden!’

‘Arkbewoners met gaas opgesloten’

Afgelopen week kreeg ik een emailtje van Teus Treffers Jr. Hij leest iedere week de rubriek ‘Toen en Nu’ op De Digitale Stad Nieuwegein. Aanleiding van zijn mailtje was een voorval van meer dan vijftig jaar geleden. Teus was nog geen tiener en woonde met zijn ouders, die niet meer in leven zijn, op een ark aan de Utrechtsestraatweg. Hij liet mij een kranten artikel lezen uit 1958 en of ik er iets mee kon voor de rubriek Toen en Nu. Ik lees:

‘Jutfaas 1958’ Eind september van dit jaar, werden de woonarken tegenover de werf van de Rijkswaterstaat aan de Utrechtsestraatweg te Jutpfaas, van daar gesleept naar de Schalkwijkse Wetering bij de Bongenaar. Reden hiertoe was het gevaar dat de arken liepen bij de werkzaamheden die in het water op dokken en kranen werden verricht. Drie van deze arken zijn, ondanks het verbod daar te meren, toch weer teruggekeerd, omdat de bewoners het op de Bongenaar niet konden uithouden.

Foto boven: ‘We zien hier de 11-jarige Teus met op de achtergrond veerwagens, de drijvende bok van RWS en een fiets-/voetgangerspontje.’

Hun verblijf aan de Utrechtsestraatweg zal nu echter nog maar van korte duur kunnen zijn. Rijkswaterstaat heeft n.l. over de gehele lengte van de brug naar de Zuidersluis tot voorbij de werf een gaasversperring laten aanbrengen zodat de bewoners van de drie schepen niet meer in of uit hun verblijfplaats kunnen.’

Over de Bongenaar, de plek waar de boot naartoe werd gesleept, weet ik het volgende: ‘Midden in het hart van het Nieuwegeinse industriegebied Plettenburg ‘De Wiers’ stond gedurende een kleine drie eeuwen de buitenplaats de Bongenaar, ook wel Bommenaer genoemd. Over de geschiedenis van het huis en diens eigenaars en bewoners is niet zo erg veel bekend.

De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat het in de lokale geschiedenis geen rol van betekenis heeft gespeeld. Waarschijnlijk is het huis dat daar heeft gestaan aan het eind van de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw gebouwd door een of andere vermogende Utrechtenaar teneinde daar uit te rusten van de dagelijkse beslommeringen die het drukke stadsleven, ook toentertijd, met zich meebracht. Nu vind je er de Utrechthaven en de Zeelandhaven en op de punt zijn daar ongeveer twee jaar geleden nieuwe woningen gebouwd. Als u fietst over de Vreeswijksestraatweg, net onder het viaduct door, komende uit het stadscentrum, ziet u die woningen liggen aan de overkant. Heerlijk langs het water. Volgens mij liggen daar nu ook nog enkele arken.’

Terwijl ik het kranten artikel lees en aan tafel zit met Teus Treffers Jr., hij is nu 59 jaar, toont hij enkele foto’s van Toen, van de ark van zijn ouders en het
prikkeldraad. Als kleine jongen viste hij graag. Ook iets wat hij nu veel doet. Teus is hartpatient en vindt zijn ontspanning nog steeds in het vissen. De ark heeft Teus Jr. zijn vader gekocht ergens in Brabant medio 1957. Hij herinnert zich nog dat de ark over de Waal moest naar Jutphaas en dat er hoge golfen waren. Zijn vader, Teus Treffers Sr. besloot om aan te meren voor de Zuidersluis, tegenover boerderij Doornekamp, die daar Toen zat. Nu zit daar kwekerij de Lelie. Het was 1957. Bijna twee jaar lang lagen zij daar bij de Zuidersluis, zonder hinder te hebben van wie dan ook. Maar medio augustus 1958 kwam daar verandering in en lezen we in een ander kranten artikel van eind 1958 met de volgende grote kop: ‘Onhoudbare situatie voor de Jutfase woonarkbewoners.’

‘Plettenburg’ biedt geen mogelijkheden. Wat moet er gebeuren met de woonarkbewoners, die tot voor kort in de Vaartse Rijn bij de Zuidersluis lagen? Sinds enkele weken zijn zij op drift geraakt en niemand weet waar ze tenslotte een rustige ligplaats zullen vinden. Ook zij zelf niet.

Maanden en sommigen zelfs jarenlang hebben zij bij de Zuidersluis gelegen. Nu is dat afgelopen. Eind augustus (1958) kregen zij een schrijven van Rijkswaterstaat met de mededeling dat zij voor 1 september een andere ligplaats moesten hebben gevonden. Begin september kwam er een sleepboot van Waterstaat en daarmee zijn de zeven woonarken van de Zuidersluis versleept naar de Schalkwijkse Wetering bij Plettenburg.

Die Schalkwijkse Wetering, niet meer dan een moddersloot, ligt totaal geïsoleerd. Dit heeft de woonarkbewoners in een onhoudbare situatie gebracht. De eerste is inmiddels al weer teruggekeerd en ligt weer bij de Zuidersluis. De anderen zullen spoedig volgen. Op die eerste ark woont de familie Treffers. Zij hebben een eigen sleepbootje en daarmee zijn zij op eigen kracht teruggekomen.

‘Het is verschrikkelijk’, zegt mevrouw Treffers. ‘We lagen al 20 jaar hier in de Vaartse Rijn. Direct toen we hier kwamen hebben we een vergunning aangevraagd. We kregen toen de mededeling dat we op de lijst waren gezet. Verder hebben we er niets meer van gehoord. Negen maanden geleden kregen we een proces verbaal omdat we hier niet mochten liggen. We hebben toen de boete (acht gulden voor de ark en tien voor de sleepboot) betaald. Daarna bleef de politie weg. Toen kwam er iemand van Waterstaat met het voorstel om ergens in Montfoort te gaan liggen. Dat hebben wij en de andere zes arkbewoners afgewezen. Want Montfoort ligt veel te ver van Utrecht. Onze kinderen gaan hier naar school. Toen kwam die brief, maar na 1 september lagen we er nog allemaal. Er kwamen een paar werklieden en die hebben toen onze waterleiding afgesloten. Diezelfde dag (15 september 1958) werden we door Waterstaat naar Plettenburg gesleept. De boeren daar namen een vijandige houding aan. We konden geen water bij hen krijgen. We lagen totaal afgezonderd. Er kwam zelfs geen groenteboer.’

‘Mijn jongste kind van drie maanden is ziek geworden omdat we ons moesten behelpen met het water uit de sloot dat eigenlijk niet meer dan modder is. Bij een boer konden we wat water gaan halen maar dan moesten we van zijn weg gebruik maken en daarvoor vroeg hij een kwartje in de week.

Waterstaat deelde ons mee dat we een waterleiding konden laten aanleggen. Maar de kosten zouden op 700 gulden komen met nog 300 gulden voor het slaan van de put. Dat kunnen we eenvoudig niet betalen. Daarom zijn we verleden week vrijdag teruggekomen. Eerst wilden ze de brug bij Jutphaas niet voor ons opendraaien. Pas toen we zeiden dat we naar de Krommerijn gingen lieten ze ons door. Nu liggen we weer hier en wachten we maar af. De anderen zullen ook gauw terugkomen ‘want in Plettenburg is het niet uit te houden. De boeren zeggen wat doen jullie stadsmensen hier? De kinderen moeten naar school een half uur lopen. Mijn man werkt in Zeist en moest van Plettenburg een kilometer of vijf extra omrijden over allerlei landweggetjes.’

‘De mensen die er nu nog met hun ark liggen krijgen nu wel water maar ze hebben nog steeds geen licht. Gisteren was er nog iemand van de gemeente Jutphaas bij hen en die zei dat er voorlopig wel geen aansluiting zal komen. Het water waarin de arken liggen is helemaal vervuild. ìWaarom mogen we hier niet in de Vaartse Rijn blijven liggen?’ zegt mevrouw Treffers. ‘Twee jaar lang heeft niemand er iets van gezegd. Nu komt men pas zeggen dat we hier weg moeten. Ik begrijp er niets van.’

De moeder van Teus liet in het kranten artikel weten dat de Schalkwijkse Wetering een modderpoel was. Dat kon ook niet anders want deze zijvertakking van het Merwedekanaal liep sinds enkele jaren dood. Medio 1953 was het Amsterdams Rijnkanaal klaar en deze doorkruiste de Schalkwijkse Wetering. Er was dus geen doorgang meer en het slib hoopte zich daar op. Aan het einde van de Wetering loopt Nu het Schipperspad langs het Amsterdams Rijnkanaal.

Teus Treffers Jr. laat weten dat zijn ouders de boot hebben verkocht nadat ze 5 jaar gewoond hebben bij de Zuidersluis. Hij was 11 jaar en ging wonen in Utrecht aan de Bremstraat en later toen hij 16 was naar de Nieuwe Koekoekstraat. Zijn ouders hadden daar een antiek winkel, later een winkel in porseleinen beeldjes. Daar zijn Teus Treffers Jr. zijn ouders op zeer jonge leeftijd overleden. Tja en nu de Foto van Nu maken naar aanleiding van de foto van Toen.


Bovenstaande verhaal is geschreven in 2011

Leuke weetjes, deel 3: ‘Job Hoegée uit Nieuwegein, langstzittend raadslid van Nederland’

In de rubriek ‘De Oude PEN’ behandelen we al jaren de historie van de gemeente Nieuwegein. Een samenvoeging van de twee gemeenten Jutphaas en Vreeswijk. Ook in de rubriek ‘Toen & Nu’ blikken we terug en kijken we naar vandaag. En dan hebben we het nog geeneens gehad over de rubriek ‘De oude ansichtkaarten.’ Deze keer een verhaal over de langstzittende raadslid van Nederland, de heer J.H. Hoegée (Job). Raadslid in Vreeswijk en Nieuwegein. Op 29 augustus 2008, 10 jaar geleden dus, werd dit 50-jarig jubileum gevierd. In het verkiezingsjaar 2010 werd Job niet herkozen. Hierdoor werd hij uiteindelijk 51,5 jaar raadslid.

Op 2 september 2008 was het precies vijftig jaar geleden dat de heer J.H. Hoegée werd geïnstalleerd als raadslid van de oudste Nederlandse politieke partij de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), in de gemeenteraad van Vreeswijk, rechtsvoorganger van Nieuwegein. De gemeente Nieuwegein vierde dit jubileum reeds op 29 augustus met een buitengewone openbare raadsvergadering in de Nieuwegeins Business Center (NBC). Hoegée gold al vele jaren als het langstzittend raadslid in de Nederlandse gemeentepolitiek (1958-2008), een unicum voor Nieuwegein en voor de geheel Nederland.

Bij aanvang van de feestelijkheden op 2 september 2008 heette de fractievoorzitter van de ChristenUnie M. Monrooij, als plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad, alle gasten welkom, o.a. B.J. van der Vlies, langstzittend fractievoorzitter van na de Tweede Wereldoorlog van de SGP in de Tweede Kamer (1986-2010). De jubilaris met zijn cortège werd vervolgens met een staande ovatie binnengehaald.

Om 15.00 uur begon de raadsvergadering waarin de volgende personen spraken: burgemeester C.M. de Vos, die aan het einde van zijn betoog de jubilarus een oorkonde aanbood; wethouder mevr. C.G.J. Breuer, die een felicitatiebrief voordroeg van Minister-President J.P. Balkenende; Commissaris van de Koningin in de Provincie Utrecht, de heer R.C. Robbertsen, die een boek over de geschiedenis van de provincie Utrecht overhandigde. Vervolgens werd Hoegée toegesproken door de voorzitter van het hoofdbestuur van de SGP, de heer W. Kolijn. Op zijn beurt sloot PvdA-raadslid E.J.M. Kordes aan, die namens de gehele gemeenteraad een schilderij van Vreeswijk aanbood, gevolgd door CDA-raadslid W.G.J. Wijntjes, die uit naam van alle raadsleden Hoegée een reis naar Engeland cadeau deed. Tot slot sprak Hoegée zelf een gedragen dankwoord uit. Aansluitend aan deze speciale raadsvergadering bood het college Hoegée een drukbezochte receptie aan.

Namens het college van B&W bood burgemeester C.M. de Vos jubilaris Hoegée een oorkonde aan als huldeblijk voor zijn langdurige en trouwe inzet gedurende zijn vijftigjarig raadlidmaatschap ten behoeve van de samenleving van Nieuwegein en van zijn rechtsvoorgangers Jutphaas en Vreeswijk

Half januari 2009 werd Hoegée met familie ontvangen door Minister-President Balkenende (Kabinet Balkenende IV) op het Catshuis in Den Haag. De premier wilde hem ontmoeten naar aanleiding van het unieke jubileum als lid van de gemeenteraad voor de SGP. Eens was Hoegée het jongste raadslid en nú het oudste in Nederland. Hoegée memoreerde nadien: “Ik heb heel gewoon met Balkenende zitten praten, het is een hele gewone man”. Hij zei: “Ik ben blij u te mogen ontmoeten en dat u mede met mij het land bestuurd. We hebben elkaar hard nodig om alles in goede banen te leiden.” Hoegée antwoordde: “U heeft een hele zware verantwoordelijkheid. Het gaat bergafwaarts met de criminaliteit en de mentaliteit in het land. Ik wens u de wijsheid van koning Salomo toe”.

Op de rode loper rechts, minister-president Jan-Peter Balkenende, te midden van familieleden van Job Hoegée, tweede persoon ter linkerzijde van de premier

Vreeswijk
Jacob Hendrik Hoegée werd geboren in Vreeswijk op 16 juli 1931 om vier uur in de middag ‘over de Hoge Brug de polder in ‘t Zand’, in het huis wijk A nummer 232, het latere adres Zand nr 7. Zijn vader (1885-1953), naar wie de jonggeborene werd vernoemd, stond geregistreerd als koopman, maar werd nadien bekender vanwege zijn 34-jarig sluismeesterschap van de Koninginnensluis; hij was gehuwd met zijn tweede echtgenote Barendina Verkerk (1898-1973). Binnen het gezin Hoegée werd de jonge knaap Job genoemd, naast zijn broers en zussen Gijsje (1929-1990), Lambert (1934), Gijs (1930-1990) en Dinie (1935-1988). Het jongste broertje, Benjamin, zou overlijden binnen het eerste levensjaar (1937).

V.l.n.r. Job, Gijsje, Lambert, Gijs en Dinie

Fietsend raadslid
Rijwielhandel De Lekstroom aan de hoek Koninginnenlaan-Prins Hendriklaan was vanaf 1962 jarenlang de ‘politieke werkvloer’ voor zijn ‘open spreekuur’, hetgeen voor veel mensen – die niet naar het gemeentehuis gingen – met specifieke vragen drempelverlagend werkte. Als rijwielverkoper en -hersteller werkte hij samen met Teus Kamerbeek uit Utrecht, waar zij samen enige jaren hadden gewerkt in een Utrechtse rijwielfabriek. Daarvóór was Job leerling-fietsenmaker geweest in Vianen. De Lekstroom bleef zijn hele arbeidszame leven lang een eenmanszaak, die hij samen, met zijn echtgenote Jannie van Bekkum (uit Vianen), uitbaatte.

De dan 75-jarige Job Hoegeé poseert in vol ornaat – zijn werkkleding – in te midden van zijn fietsen : ,,Voor mij staat geen pensioen, geen leeftijd. Ik praat nooit over uitscheiden.’’ Foto gemaakt in 2006

Als 23-jarige werd hij lid van de SGP. Aanleiding waren de tijdredes van bekende voormannen van de SGP geweest die handelden over de diepdroeve staat van land en volk, kerk en staat. Het was SGP-partijvoorzitter en Tweede-Kamerlid ds. Pieter Zandt (1880-1961; fractieleider 1945-1961) die de jonge kiesvereniging (1954) aanspoorde om een raadszetel te bemachtigen. In overleg met de gecombineerde fractie van CHU en ARP werden enkele SGP’ers aan de kandidatenlijst van beide partijen toegevoegd.

Job Hoegée stond bovenaan en werd in 1958 prompt gekozen. “Ik kreeg niet zo veel medewerking van de CH en de AR, maar het liep en het ging. Het liep en het ging.” Spoedig werd hij secretaris en vervolgens voorzitter van de kiesvereniging voor zowel Vreeswijk als Jutphaas. Het 2.800-inwoner-tellende Vreeswijk was immers te klein voor een zelfstandige kiesvereniging. In 1958 kwam hij dus voor deze partij als raadslid in de gemeenteraad van Vreeswijk. Hoegée viel toen al op door het feit dat hij daardoor het jongste raadslid van Nederland bleek te zijn.

Geen Nieuwegeiner?
“Het moment van strijken van de gemeentevlag ging mij aan het hart”, memoreerde Hoegée naar aanleiding van het opgaan van de gemeente Vreeswijk in haar rechtsopvolger Nieuwegein. Achteraf beschouwde hij die gebeurtenis als de “zwartste dag van zijn leven”. De gemeente Nieuwegein ontstond op 1 juli 1971 uit een fusie tussen de dorpen Vreeswijk en Jutphaas. Hoegée werd nu raadslid voor Nieuwegein. “Als bestuurder van de gemeente Nieuwegein heb ik in 1958 een offer willen brengen om Vreeswijk op te heffen en daar Nieuwegein voor in de plaats te krijgen. Dat was eigenlijk een sociaal offer,” zo stelde hij in retrospectie vast.

De fusie had voor hem niet gehoeven, maar hij legde zich erbij neer, mede vanwege het dreigend alternatief: annexatie door de stad Utrecht: in de provinciehoofdstad was immers dringend behoefte aan woonruimte voor 20.000 woningzoekenden. In de Nieuwegeinse gemeenteraad verwierf Hoegée zich een vaste plek, maar diep in zijn hart beschouwde hij zich echter geen Nieuwegeiner; hij zag zichzelf enkel als raadslid in Nieuwegein. Vele jaren later typeerde hij zichzelf zo: “Ik zit nog maar als enige Vreeswijker in de Raad en ik denk dat ik daarom een stukje historische waarde heb.” Maar naarmate de tijd vorderde, heelde deze de wonden: “37 jaar na het begin van Nieuwegein voel ik me Nieuwegeiner. Ik heb een warm hart voor héél Nieuwegein, maar ik blijf warmlopen voor Vreeswijk.”

Politieke groei
Was Hoegée zijn politieke loopbaan in 1958 begonnen als éénmansfractie, ook in de Nieuwegeinse gemeenteraad bestond de fractie van de SGP de eerste jaren slechts uit één persoon. Vanaf 1974 groeide de SGP gestaag en kon het werk worden verdeeld over drie, daarna twee fractieleden (1982-1994). “Ik was wel de as waar alles om draaide, maar heb veel steun van hen gehad”, constateerde Hoegée nadien. In deze periode hadden onbekenden een pop van hem gemaakt en meegenomen in een carnavalsoptocht. Dat was vlak voor een van de vele verkiezingen die Hoegée meemaakte. “Veel inwoners, onder wie rooms-katholieken, waren daarover zo verontwaardigd dat ze uit protest op mij stemden. Het leverde de SGP een tweede zetel op.”

Zijn kracht lag in zijn recept: geen politiek gekonkel en diepzinninge beschouwingen, maar kloeke en klare taal. Én oog voor de problemen van het gewone volk. Zoon A.J. Hoegée maakte deel uit van de driemansfractie in de periode 1994-1997, toen met de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) een lijstverbinding werd aangegaan. In 2002 waren van de 799 stemmen voor de SGP 757 voorkeurstemmen voor Hoegée. Tussen 2002 en 2006 vormde de SGP een lijstverbinding met de ChristenUnie Nieuwegein; kort tevoren waren op landelijk niveau de RPF en het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) gefuseerd (15-03-2001). Op basis van de uitslag van de deze verkiezingen maakte deze lijstverbinding deel uit van het college van B&W (2002-2006), een politiek hoogtepunt voor zowel de SGP als de ChristenUnie in Nieuwegein.

Rentmeesterschap
Hoegée verzuimde nooit tenzij het niet anders kon. Hij richtte zich op hoofdpunten, waardoor hij bij burgemeester Harmannus Flik (ambtperiode 1979-1990) eens de opmerking ontlokte dat het SGP-raadslid vaak de krenten uit de politieke pap haalde. Zo probeer hij tijdens belangrijke debatten zijn kruit lang droog te houden. Dat prikkelde sommige politieke opponenten, maar dat was nu eenmaal onderdeel van het politieke spel. Volgens eigen zeggen had Hoegée aandeel in het aantrekken van nieuwe industrieën in Nieuwegein. Ook de noodzakelijke woningbouw ter lediging van de voortdurende woningnood had zijn volle aandacht. Zo sloeg hij in de jaren zeventig van de vorige eeuw de eerste paal in (Hoog-)Zandveld, waar bestaande landschappelijke elementen werden behouden, zoals de Rietput en de groene randen van de wijk, een gebied waar hij als kind zo vaak had gespeeld. Voorts was het raadslid begaan met sociale, maatschappelijke en geestelijke misstanden.

Hoegée informeerde zich goed ondanks de erkenning dat hij voor sommige onderwerpen hoegenaamd geen belangstelling had. Een enkel keer gruwelde hij van een besluit zoals de zondagopenstelling van winkels op de ‘Dag des Heren’.

‘Principieel’
‘
Hoegée was van Nederlands-Hervormden huize, de lagere school was doorlopen op de School met den Bijbel. Door die vorming is hij altijd godsvruchtig gebleven. Zo was hij 12 jaar zondagsschoolmeester en is zijn leven lang schriba (kerkvoogd) geweest. Jobs gezin behoorde met hun acht kinderen tot de gereformeerde gemeente Utrecht/De Bilt. Het principe stond bij hem voorop. “Principieel is principieel en beginselgetrouw is beginselgetrouw. Daar mag je niet van wijken.”

Hij stelde in 1992: “‘t Moet even duidelijk uitkomen dat ik van die roomse leer niks moet hebben. Dat begrijp je. Daar sta ik vierkant tegen. Moet ik niks van hebben. Maar ik heb geen haat tegen roomse mensen. Daar kunnen een hoop SGP’ers geen onderscheid in maken. En dat vind ik fout.” Hoegée zette zich met hart en ziel in voor mensen die hij vertegenwoor­digde, en had ook als adviseur, vertrouwenspersoon een luisterend oor voor hen die daaraan behoefte hadden. Er werd geen onderscheid gemaakt in politieke overtuiging of religie. “Ik help iedereen; rijk en arm, klein en groot, groen en rood”.

In zijn zakboekje noteerde hij vragen en klachten en maakte er werk van. Sleutel van zijn succes was vertrouwen. Dat stelden velen in staat de houding aan te nemen dat Hoegée weliswaar staatkundig-gereformeerd was, maar dat hij tenminste wat voor je deed. Als officieuse politieke leus gold dan ook vaak: ‘We zijn geen SGP, maar we stemmen Hoegée’.

Tijdens zijn politieke loopbaan stond Hoegée bekend als een authentieke, rechtvaardige, loyale en markante man, die pal stond voor zijn levensovertuiging. Het ging hem immers al die jaren om het bedrijven van principiële en beginselvaste politiek. De waarden en normen van Gods Woord vormden de grondslag voor zijn politiek optreden.

Gedreven
Hoegée was uit vrije wil gemeenteraadslid geworden, bedreef politiek naar eer en geweten, wilde handen en voeten van anderen zijn, zijn medemens helpen, en bleef trouw aan zijn principes en beginselen en waaide dus niet met alle winden mee. De gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan, maakt de dienst uit en niet de burgemeester en de wethouders; “(…) de gemeenteraad heeft het laatste woord.” Het gebeurde nogal eens dat hij door de burgemeester op de vingers werd getikt. ‘Hoegée, zo kan het wel weer hè?’

Hoegée heeft tien burgemeesters meegemaakt. Voor hem zijn ze allemaal even goed geweest. Tijdens raadsvergaderingen nam hij geen blad voor de mond. Collega-raadslid Kordes typeerde het optreden van Hoegée als volgt: ‘Als de heer Hoegée zijn tong roert, weet hij als geen ander dat een klein vuur een grote hoop houts aansteekt’. Eerlijk en oprecht beleid kon Hoegée waarderen. En op financieel terrein hield hij de vinger aan de pols en wees hij zijn collega’s erop dat financiële uitgaven zo dienden te geschieden als ging het om het uitgeven van eigen geld. “Zolang ik in de gemeenteraad zit, heb ik maar weinig meegemaakt dat niet sluitend was, want hij (sic; de gemeentebegroting) is altijd sluitend te maken.”

“‘Toen ik in 1958 in de gemeenteraad kwam, zaten daar boeren, burgers en buitenlui – een graanhandelaar, een kleermaker, een sluisknecht. Heren op leeftijd. Nu zijn er 33 raadsleden, toen zeven, en nu zijn het hoofden van scholen, ingenieurs en doctorandussen. Daar zit ik dan als fietsenmaker tussen. Iedereen heeft een computer en internet, maar ik niet. Om de paar dagen komt de bode langs met een envelop”. Inmiddels was het ‘meneer Hoegée voor, meneer Hoegée na’.

Naarmate het aantal dienstjaren groeide, nam hij als nestor dan ook een bijzondere positie in. Hij voelde zich verantwoordelijk voor de gang van zaken in de raad. Hij schrok er niet voor terug om in te grijpen als hij vond dat het uit de hand liep of dat een collega zich niet correct gedroeg.

Langstzittend
In 1983 had Hoegée reeds zijn 25-jarig raadlidmaatschap gevierd. Sindsdien werd bij ieder lustrum van zijn raadlidmaatschap officieel stilgestaan. In 1998 was hem het ereburgerschap van de gemeente Nieuwegein verleend. Vijf jaar later werd Hoegée voor het eerst gememoreerd als langstzittende raadslid van Nederland. Als een van de zeven raadsleden in 1958, functioneerde hij in 2008 in een raad met 33 leden, had hij 13 gemeenteraadsverkiezingen meegemaakt en + 2.000 raadsvergaderingen bijgewoond. Een prestatie van formaat, zoals Commissaris van de Koningin Robbertsen op 29 augustus 2008 de indrukwekkende staat van dienst van Job Hoegée zou typeren.

In zijn dankwoord op die feestelijke namiddag van 29 augustus 2008 stond de jubilaris uiteraard stil bij alle loftuitingen die over hem waren uitgesproken. Waaraan had hij dat allemaal aan verdiend? Voor zijn gevoel was hij altijd de minste van de raadsleden. Hij was immers maar fietsenmaker, terwijl heel veel raadsleden gestudeerde mensen waren. Hoegée memoreerde ook de burgemeesters, wethouders en raadsleden die hij in die 50 jaar had meegemaakt en aan zijn fractiegenoten, waarvan sommigen hem al waren ontvallen. Hoegée stond vervolgens stil bij het werk dat hij had mogen verrichten en bij de bijzondere ontmoetingen met zoveel mensen.

Aan het einde van zijn dankwoord stond hij stil bij de hetgeen hij de Heere verschuldigd was, “Ebenhaezer” ofwel “Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen”. “Ik heb dit werk alleen kunnen doen door de Zegen van boven en door de gunst van goede mensen”. Het was een voorrecht hier te zijn en de naaste te kunnen helpen. De raad beantwoordde de speech met een langdurig, daverend applaus.

Politiek einde
Zelfs na de uitgebreide viering van zijn gouden jubileum dacht Hoegée er (nog) niet aan om te stoppen. “Tot de komende verkiezingen ga ik zeker door. Zolang ik een fiets kan repareren, kan ik ook in de gemeenteraad zitten.” Alles ging hem nog goed af, aldus zijn eigen waarneming.

Hoegée hoopte na de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 opnieuw voor vier jaar te worden gekozen. Ging die wens in vervulling, dan zou hij pleiten voor meer winkels in de oude kernen Vreeswijk en Jutphaas. Hoegée, die intussen 51,5 jaar in de raad zat, stond in het verkiezingsjaar 2010 als tweede verkiesbare op de lijst(verbinding) ChristenUnie/SGP. “Als jij niet meer één staat, ben je onze stem kwijt”, werd nogal eens gehoord onder zijn traditionele politieke aanhang in ‘Oud’-Vreeswijk. Leden van de ChristenUnie wilden een lijsttrekker van hun eigen partij. Ze dachten daarbij aan M. Monrooij, op dat moment wethouder namens de SGP/ChristenUnie.

De lijstcombinatie leverde slechts één zetel op, waardoor de SGP’er aan het politieke kortste eind trok. Daarmee kwam toch nog enigszins onverwacht een abrupt einde aan de decennialange, politieke carrière van Jacob Hendrik Hoegée. Tijdens zijn laatste officiële vergadering restte hem enkel nog de bede uit te spreken – waarmee hij louter voor zichzelf – elke raadsvergadering placht af te sluiten: “Heere, wat bent U goed dat U mij deze raadsvergadering weer hebt doorgeholpen.”

Voor de laatste keer wordt Job Hoegée toegesproken door burgermeester drs C.M. de Vos tijdens de bijeenkomst rond het officiële afscheid van een aantal raadsleden als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010.

‘Het bouwen van eene School’

De Kerkstraat in Jutphaas is de verbindingsweg tussen de Schoolstraat en de N.H. Kerk aan de Nedereindseweg 3. In 1882 laat de gemeente Jutphaas de aanbesteding voor de school als volgt omschrijven door de architect Alb. Nijland die de school en ambtswoning heeft ontworpen: ‘Het bouwen van eene School, groot zes lokalen, met overdekte speelplaats, en eene onderwijzerswoning, met inbegrip van het maken eener toegangstraat.’

Na openbare aanbesteding wordt de opdracht voor het bouwen van de school op 24 januari 1883 gegund aan A.J. van Maanen, aannemer te Utrecht, voor de som van fl. 29.000 gulden. Belangrijk detail was dat de school al op 1 oktober dat jaar geheel afgewerkt diende te zijn want, op 1 januari 1884 moest de school namelijk in gebruik worden genomen. Langs de Schoolstraat waren onderwijzerswoning en school vroeger door een tuin en een hek met elkaar verbonden.

De voorzijde van de gerestaureerde school.

De later aangelegde Kerkstraat loopt nu tussen beide gebouwen door. Uit een overleveringsverhaal kunnen we achterhalen dat de twee deuren toegang gaven tot de gang, die aan weerszijden drie lokalen telde. De leerlingen van klas één en twee gingen altijd door de hoofdingang naar binnen, de ouderen moesten doorgaans genoegen nemen met de achteringang. De schoolbel was aan de voormuur gemonteerd. De houten speelplaats was aan de achterkant overdekt. Mede onder invloed van de diverse bestemmingen van het pand hebben er wijzigingen plaatsgevonden. Het complex heeft onder andere dienst gedaan als Christelijk Gereformeerde school, brandweerkazerne, gebouw voor openbare gemeentewerkers en tot 1985 als onderkomen voor het Rode Kruis. Tegenwoordig zijn er woningen en ateliers in gevestigd. Voor het westelijk gelegen klaslokaal heeft de Koningin Wilhelminaboom gestaan, een linde die was geplant ter gelegenheid van de troonsbestijging van Wilhelmina op 6 september 1898. In verband met de bereikbaarheid van de brandweerkazerne die er in het midden van de veertiger jaren in is gekomen is de boom echter gerooid. Niet bekend is of bij dat rooien de loden koker met oorkonde tevoorschijn is gekomen, die bij het planten van de boom was ingegraven. De brandweer heeft er gezeten tot ergens in de jaren ‘70. De snelle opkomst van het bijzonder onderwijs was desastreus voor het openbaar onderwijs in verschillende plaatsen. Kwalitatief prima scholen liepen in enkele jaren leeg en bijna nieuwe schoolgebouwen kwamen vrijwel leeg te staan. Vooral in Jutphaas was sprake van wat best als een ramp kan worden aangeduid:

 

Spelende kinderen begin 1900 voor de woning van de hoofdmeester. Ziet u
de trambaan lopen rechts?

Deze Openbare Lagere School aan de Schoolstraat telde in 1894 218 leerlingen. Toen één jaar later de Sint Franciscus(meisjes)school werd opgericht, daalde het aantal leerlingen naar 143. In 1921 telde de Jutphase Openbare Lagere School nog slechts zes leerlingen. Oorspronkelijk had het gebouw een symmetrische voorgevel: éénlaags met twee gekoppelde tuitgevels, waar zich in het verbindende, lage middengedeelte de entree bevindt. De entree bestond uit een deur, geplaatst in een portiek, met getoogd bovenlicht. Nu zijn er twee vensters aangebracht. Oorspronkelijk bevonden zich aan weerszijden in de beide gevels grote vensters met een getoogde, geprofileerde bakstenen beëindiging, met cementblokken als aanzet- en sluitsteen. In de tijd dat de brandweer gebruik maakte van het voormalige schoolgebouw zijn de vensters aan de linkerzijde vervangen door deuren. Boven de vensters wordt extra lichtinval gecreëerd door de plaatsing van een cirkelvormige, meerruits raam.

De oude hoofdmeesterswoning aan de Herenstraat 50.

Omstreeks 1947 wordt opnieuw gerommeld in het gebouw; de ingang voor de leerlingen komt aan de achterzijde van het gebouw. Achter de dubbele deuren van de hoofdingang wordt de brede gang “omgetoverd” tot spreekkamer van de allereerste tandarts die het dorp ooit heeft gehad. Een glazen deur scheidt spreek- en wachtkamer. Iedereen kon “meegenieten” van het werk van zeker niet de beste tandartsen; die wilden niet in zo’n boerendorp aan de slag! Wel leuk om te memoreren: tandarts Koren, bepaald geen populair figuur in het dorp in die tijd, had een bekende “kenau” uit het dorp onder behandeling. Op een bepaald moment gaat de glazen deur van de behandelkamer open en verschijnt de tandarts. Hij wijst de mensen in de wachtkamer op Bets de Kip in de behandelstoel met een tandklem op en roept tot de “kijkers” in de wachtkamer: “Heel Jutphaas kon haar mond niet stoppen, maar ik wel.”

De schoolfunctie is beëindigd in 1963, toen de nieuwe Dag Hammerskjoldschool aan de Vredebestlaan is gebouwd. De tuitgevels worden gesierd met een getrapte baksteendecoratie en beëindigd met een zwaar uitkragende toppilaster. Het gebruik van rode en grijze baksteen verlevendigt de gevels. Op de hoeken zijn pilasters gemetseld in grijze baksteen. In de pilaster rechtsonder is nog een herinneringsplaquette aanwezig van de eerste steenlegging, helaas niet meer goed leesbaar. Op de langsgevels zijn smeedijzeren consoles onder de goten aangebracht. De achtergevels komen met de geveldecoraties overeen met die van de voorgevel, de vensters zijn echter kleiner van omvang en de versieringen vereenvoudigd. De gekoppelde zadeldaken, met de nokken loodrecht op de straat, zijn bedekt met blauwe kruispannen.

In de jaren ’70 en ‘80 staat het pand te verpauperen en wordt het plan gemaakt om het af te breken en op die plek huizen te bouwen. Omwonenden komen in actie en de Woningbouwvereniging Jutphaas ontwikkelt een plan om het gebouw te restaureren. De acties van de bewoners van de Jutphase Herenstraat en de omwonenden uit de Stormerdijkstraat hebben succes. De Woningbouwvereniging haakt er prima op in; zo kan een monument worden behouden. De gemeenteraad heeft in 1989 plannen goedgekeurd voor een overdracht van het gebouw aan de Woningbouwvereniging Jutphaas, die er ateliers voor kunstenaars in onder wil brengen, nadat een ingrijpende restauratie is uitgevoerd. Links van de oorspronkelijke ingang bevindt zich een plaquette uit 1991: ‘Op 19 januari 1991 heeft gemeenteraadslid D.A. Bergman dit ateliergebouw geopend. Hij was en is pleitbezorger voor het behoud en de bijzondere bestemming van dit gebouw.’

Volgende week blijven we nog even in Jutphaas en gaan we naar het Kerkveld. Daar ligt het St. Elisabethshofje uit 1907. Gebouwd in opdracht van het R.K. Kerkbestuur Jutphaas uit een nalatenschap van Elisabeth Heytink Baesjou van Vronestein. Was zij hierdoor niet mede verantwoordelijk geworden voor de nedergang van deze school aan de Schoolstraat? Immers, de eerste school voor bijzonder onderwijs in Jutphaas was de R.K. Meisjesschool, die op 28 mei 1895 startte in het nieuw gebouwde “Sint Franciscusgesticht.” Hierdoor liepen de Openbare scholen leeg, immers predikte men toendertijd van de kansel in de kerk naar welke scholen de kinderen moesten en daar zat geen openbare school bij.

De naam van de meisjesschool herinnert aan het zoontje van de kasteelheer en deze van Vronestein. Hun enig kind Francois overleed in 1866 tijdens de cholera-epidemie die Jutphaas toen teisterde en waar ik eerder in deze rubriek naar heb gerefereerd. De familie schonk aan de R.K. kerk gelden voor de bouw van de school. Daar werden R.K. meisjes niet alleen de eerste beginselen van taal en rekenen bijgebracht, maar ook kennis van naaien en borduren.

‘Straatnaamperikelen’ door Ton Vis

Binnen de Digitale Stad Nieuwegein besteedt de redactie, naast het actuele nieuws, ook veel aandacht aan de historie van de twee vroegere dorpen Jutphaas en Vreeswijk. Kijk maar naar de rubriek ‘Toen & Nu’, ‘de Oude PEN’ of ‘de Prentbriefkaart.’ Maar ook de rubriek ‘de Straat’ waarin onze fotograaf Arend Bloemink wekelijks een straat behandeld in het Nieuwegeinse, vindt u op De Digitale Stad Nieuwegein.

Leuk vond de redactie het verhaal van Ton Vis, die een artikel had geschreven in de Cronyck de Geyn over straatnamen, met name als twee gemeenten gaan fuseren. Hieronder zijn verhaal getiteld: ‘Straatnaamperikelen.’

Als er twee gemeenten gaan fuseren, zoals met Jutphaas en Vreeswijk gebeurde in 1971, dan heb je ineens van allerlei zaken dubbel. Je hebt twee gemeentehuizen, twee burgemeesters, heel veel wethouders en gemeenteraadsleden en ga zo maar door. Het meeste is organisatorisch wel op te lossen; zo zorgt een gemeenteraadsverkiezing in de nieuw gevormde gemeente voor een nieuw bestuurscollege en een burgemeester wordt door de kroon benoemd of herbenoemd.

Een nieuwe gemeente kan ook te maken krijgen met een aantal dubbele straatnamen, met name als het een samenvoeging van gemeenten betreft. In veel plaatsen in Nederland komen een aantal namen van straten en pleinen vrij algemeen voor, zoals Dorpsstraat, Herenstraat, Kerkstraat en Markt of Brink. In Jutphaas en Vreeswijk was dat niet anders. De nieuw gevormde gemeente Nieuwegein kende een aantal straten met gelijkluidende of bijna gelijkluidende namen omdat de straten zowel in Jutphaas als Vreeswijk voor kwamen. Voor een aantal straten moesten daarom nieuwe namen gezocht worden. Postcodes bestonden in het begin van de 70-er jaren nog niet; deze werden pas in 1977 in Nederland ingevoerd. Deze hadden wellicht voor de postbezorging voor meer duidelijkheid kunnen zorgen, maar voor de inwoners zijn dubbele straatnamen in dezelfde gemeente zondermeer onhandig en ongewenst.

Op 10 augustus 1971 stuurde het hoofd van de Afdeling Bevolking van de net gevormde gemeente Nieuwegein, de heer A. Schuurman, een brief aan Burgemeester en Wethouders waarin hij het probleem van de dubbele of nagenoeg gelijkluidende straatnamen aankaartte. Het ging daarbij om de volgende straten: Dorpsstraat, Schoolstraat, Wilhelminastraat, Utrechtsestraatweg, Klein Vuilcop (Vuilcop), Emmaweg (-laan), Julianaweg (-straat), Prins Hendriklaan (-straat) en Rijnlaan (-straat). In deze brief gaf hij al direct een aantal aanbevelingen en suggesties voor het wijzigen van deze dubbele namen, waarvoor hij tevens een motivatie gaf. Het leek hem gewenst dat in één buurt dezelfde soort namen voorkomen, omdat dit het zoeken naar een straat vergemakkelijkt. Letterlijk stond er in zijn brief:

Vreeswijk heeft een ‘Oranjebuurt’ met 13 straten. In Jutphaas daarentegen zijn 4 straten naar een lid van het Koninklijk Huis genoemd. Deze 4 straten liggen in de onmiddellijke nabijheid van straten, die genoemd zijn naar heerlijkheden en ridderhofsteden, zoals die in de 17e en 18e eeuw in Jutphaas waren (Zwanenburgstraat, Wijnesteijnstraat en Rijnenborghstraat).

Uitgaande van de gedachte van een wijk met dezelfde soort namen ligt het voor de hand, dat Wilhelminastraat, Emmalaan, Julianastraat en Pr. Hendrikstraat worden gewijzigd in bijv. Vronesteijn, Stormerdijk, Eversteijn, Rijnhuizen en Ten Baan. In dit kader past ook de Dorpsstraat in Jutphaas. Deze straat eveneens te noemen naar een vroegere heerlijkheid.

De Rijnstraat vormt een verbinding tussen de IJsselsteinseweg en de Sluyterslaan en ligt in een kunstenaarsbuurt. Deze straat te vernoemen naar een kunstenaar bijv. Jan Wittenberg (houtsnijder, lithograaf). De Rijnlaan in Vreeswijk ligt in een rivierenbuurt.

De Utrechtsestraatweg in Vreeswijk gaat over in de Vreeswijksestraatweg van Jutphaas. Om de namen van de kernen Jutphaas en Vreeswijk in stand te houden lijkt het mij wenselijk de Utrechtsestraatweg (Vreeswijk) te wijzigen in Jutphasestraatweg.

Klein Vuilcop in Vreeswijk grenst aan Vuilcop in Jutphaas. Klein Vuilcop met 3 woningen te wijzigen in Vuilcop.

Aan de Schoolstraat in Vreeswijk staan 3 huizen. Ze verkeren in zodanige staat, dat ze mettertijd worden afgebroken. Op deze plaats zullen geen nieuwe woningen meer komen, wel echter magazijnruimten, bestemd voor de winkeliers aan de Dorpsstraat. Deze 3 woningen aan de Schoolstraat te nummeren aan de Dorpsstraat.

Naar aanleiding van het bovenstaande wordt dan ook geadviseerd de volgende straten te wijzigen:
Dorpsstraat (Jutphaas) in Rijnhuizenstraat;
Emmalaan (Jutphaas) in Eversteijnlaan;
Julianastraat (Jutphaas) in Vronesteijnstraat;
Wilhelminastraat (Jutphaas) in Stormerdijkstraat;
Pr. Hendikstraat (Jutphaas) in Ten Baanstraat;
Rijnstraat (Jutphaas) in Wittenbergstraat;
Klein Vuilcop (Vreswijk) in Vuilcop;
Utrechtsesrtraatweg (Vreeswijk) in Jutphasestraatweg;
Schoolstraat (Vreeswijk) te nummeren aan de Dorpsstraat.

Naar aanleiding van deze brief besloot het College van B&W een “ambtelijke commissie straatnaamgeving” in te stellen, die zich hierover zou moeten buigen om advies uit te uitbrengen aan het College. Nieuwegein was aangemerkt als groeigemeente en omdat er voorzien was in de bouw van een groot aantal nieuwe wijken was dit zeker geen onverstandig besluit: er zouden in de loop van de daarop volgende jaren nog vele nieuwe wijken en straten van een naam moeten worden voorzien. Door het instellen van een aparte commissie straatnaamgeving kon veel discussie buiten de raad gehouden worden en kon door deze commissie veel voorwerk en onderzoek worden gedaan. De eerste taak van de commissie was echter een aanbeveling te doen om het probleem van de gelijkluidende straatnamen op te lossen, zoals aangehaald in de brief van de heer Schuurman.

Hierop werd een commissie in het leven geroepen die bestond uit de heren N.J. Zonderland (gemeentewerken), P.W. Ellen (stadsontwikkeling), F. van Zutphen (oudheidskundige), S.G. Nieuwenhuizen (namens het Postdistrict Utrecht van de PTT) en A. Schuurman (bevolking), die de commissie voorzat.

Op 25 oktober 1971 stuurde de commissie straatnaamgeving een verslag van hun vergadering d.d. 30 september, waarin de suggesties uit de brief van de heer Schuurman in grote lijnen werden overgenomen. Ten aanzien van de Rijnstraat in Jutphaas was de commissie echter van mening dat de naam gewijzigd moest worden in die van een kunstenaar. Deze straat ligt immers in een kunstenaarsbuurt. Geadviseerd werd deze de naam Hildo Kropstraat te geven, een stadsbeeldhouwer van Amsterdam, die het jaar daarvoor overleden was. Van hem is o.a. het reliëfmonument op de Afsluitdijk.

De commissie was unaniem van mening, dat de naam van de Dorpsstraat in Jutphaas moest worden gewijzigd. De heer Van Zutphen bracht de naam Hoofdstraat naar voren, omdat vroeger de Dorpsstraat inderdaad een hoofdstraat was. Uiteindelijk heeft het College deze suggestie niet overgenomen en besloot men de naam Herenstraat door te trekken naar het zuiden.

Samenvattend adviseerde de commissie de volgende straatnaam wijzigingen:
a. de naam Dorpsstraat (Jutphaas) te wijzigen in: Hoofdstraat (werd uiteindelijk Herenstraat);
b. de naam Wilhelminastraat (Jutphaas) te wijzigen in: Stormerdijkstraat;
c. de naam Emmalaan (Jutphaas) te wijzigen in: Vredebestlaan;
d. de naam Julianastraat (Jutphaas) te wijzigen in: Ten Baanstraat;
e. de naam Prins Hendrikstraat (Jutphaas) te wijzigen in: Rijnhuizenstraat;
f. de naam Rijnstraat (Jutphaas) te wijzigen in: Hildo Kropstraat;
g. de naam Schoolstraat (Vreeswijk) te laten vervallen;
h. de naam Utrechtsestraatweg (Vreeswijk) te wijzigen in: Jutphasestraatweg.

Dorpsstraat Jutphaas, nu Herenstraat

Tevens adviseerde de commissie burgemeester en wethouders voor te stellen een ambtenaar van rijkspolitie en brandweer in de commissie op te nemen. Ook werd voorgesteld de gemeenteraad te verzoeken een zgn. “Machtigingsbesluit” te nemen, zodat het College van Burgemeester en Wethouders in het vervolg zelfstandig besluiten kon nemen betreffende de straatnaamgeving.

In een voorstel van het College aan de gemeenteraad werd het bovenstaande uitvoerig omschreven en gemotiveerd. In de gemeente Jutphaas was door een raadsbesluit van 12 oktober 1934 het College van Burgemeester en Wethouders al gemachtigd om de namen te bepalen van straten, pleinen en grachten, terwijl in de gemeente Vreeswijk de raad hierover kon besluiten. Uiteindelijk werden de straatnaamwijzigingen in het begin van 1972 geëffectueerd. Vanuit de bevolking kwamen verrassend weinig protesten, vooral ook omdat men de noodzaak inzag van het vermijden van dubbele straatnamen.

Tot op de dag van vandaag is de commissie straatnaamgeving in de gemeente Nieuwegein actief, al heet deze nu ‘Commissie naamgeving openbare ruimte’. De commissie adviseert het college niet alleen over de naamgeving van wijken, straten en huisnummering, maar ook over naamgeving van delen van de openbare ruimte en gemeentelijke bouwwerken.

Emmalaan Jutphaas, thans Vredebestlaan

Bronnen/documentatie: Het Utrechts Archief
Foto’s: Archief Historische Kring Nieuwegein

Vijftig jaar Unie Van Vrijwilligers Nieuwegein (1966-2016)

De Digitale Stad Nieuwegein heeft sinds dit jaar een nauwe samenwerking met Het Utrechts Archief. Iedere maand zullen wij, in samenwerking met het Utrechts Archief, een verhaal maken over een item in Nieuwegein (Vreeswijk en Jutphaas). Deze keer een verhaal over het vijftig-jarig bestaan van de Unie Van Vrijwilligers in Nieuwegein.

18 november jl. werd het vijftigjarig bestaan van de UVV Nieuwegein uitbundig gevierd. Op 29 november 1966 was het precies een halve eeuw geleden dat in Vreeswijk een lokale afdeling van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers werd opgericht. Plaats van samenkomst: het gemeentehuis aan het Raadhuisplein. 35 Dames werden begroet door de echtgenote van de burgemeester, mevrouw L. Schneiders-Schönau. Zij namen zich voor zich eerst en vooral te richten op de zorg voor ‘ouden van dagen’; zo werden ouderen gekarakteriseerd. Er werd ook gepleit voor het bundelen van bestaande zorg. Vijf jaar later, werd met de samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk het werkterrein van de ‘dorpse’ UVV geleidelijk uitgebreid tot aan de gemeentegrens van Nieuwegein (1-7-1971).

Oorsprong
De Unie Van Vrijwilligers Nederland (UVV) vindt haar oorsprong in het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers (KVV), opgericht in 1938 te Amsterdam. Uit een gevoel van solidariteit met de mannen die “ter verdediging van volk en vaderland waren opgeroepen”, kwam deze vrouwenhulp voort. De organisatie richtte zich vooral op taken bij de luchtbeschermings-, de verbindings- en de vervoerdienst. Een van de bekendste leden van het eerste uur was juffrouw Marga Klompé (1912-1986), de latere (eerste vrouwelijke) Minister van Maatschappelijk Werk (1956-1963).

Doelstelling
De UVV Nederland zet zich actief in voor praktische zorg en ondersteuning voor individuele hulpvragers; vooral in de zorg- en welzijnssector. Betrouwbaarheid en persoonlijk contact staan nog altijd hoog in het UVV-vaandel. In de praktijk wordt de UVV het vaakst in verband gebracht met het succesvolle project “Tafeltje-Dek-Je” (in 1954 gestart te Rotterdam), maar de core business van de lokale stichtingen was en is vooral de actieve ondersteuning van het werk in verpleeghuizen, ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen. Ook wordt veel aandacht geschonken aan kinderzorg, gezinshulp en hulp aan ouderen. Halverwege de jaren zeventig van de twintigste eeuw voegden zich ook steeds meer mannelijke vrijwilligers bij de UVV.

Professioneel maar vrijwillig
Na de Tweede Wereldoorlog werd geleidelijk aan de verzorgingsstaat opgebouwd. Inmiddels wordt die steeds meer vervangen door een participatiesamenleving. De rijksoverheid legt steeds meer taken en verantwoordelijkheden op sociaal gebied bij de burgers zelf. Nederland telt ruim 5,5 miljoen vrijwilligers. Zij zijn actief in de sport, het onderwijs, de zorg en in de welzijnssector. Vrijwilligers dragen bij aan activiteiten en taken waarvoor (steeds) minder geld beschikbaar is. De verzakelijking van de maatschappelijke zorg maakte aanpassing van de taakstelling van de lokale UVV’s dan ook noodzakelijk. Deze verzakelijking symboliseert zich in de opgave van de economische waarde van de inzet van de Nieuwegeinse UVV-vrijwilliger die in ‘harde’ euro’s wordt uitgedrukt.

De betekenis en onmisbaarheid van vrijwilligersorganisaties zoals de UVV Nieuwegein neemt alleen maar toe. Professionalisering van de UVV Nieuwegein is essentieel evenals een goede communicatie via de eigen website, maar ook via social media (Facebook, Twitter en WhatsApp). Verwacht wordt dat ook in de toekomst de behoefte aan meer vrijwilligers blijft. Waarschijnlijk wordt de doelgroep groter, ook door een veranderend aanbod van cliënten. De organisatie is inmiddels gestoken in een nieuw jasje, maar de uitgangspunten van de UVV Nieuwegein van vijftig jaar geleden gelden nog altijd. Ook na het bereiken van de mijlpaal van vijftig jaar blijft voor de Stichting UVV Nieuwegein de aloude missie actueel: “Het veraangenamen van het leven van kwetsbare mensen door activiteiten in ziekenhuizen, ouderenwerk, culturele activiteiten en hulp te bieden bij de voorbereiding van een opname. Flexibiliteit, kwaliteit en betrouwbaarheid zijn daarbij de voornaamste kenmerken”. Toekomstgerichte betrokken vrijwilligers vormen immers het hart van de UVV Nieuwegein! Vrijwilligerswerk doe je nu eenmaal niet alleen, maar met elkaar!

Klik hier voor het boekje met veel informatie en de historie over het UVV in Nieuwegein.

~Uitgesproken Veelzijdig Vrijwilligerswerk~

Slag bij Vreeswijk (1787)

De Provincie Utrecht heeft een canon gemaakt over wat iedere Utrechter moet weten over zijn omgeving. Elke onderdeel van de canon is een tijdreis langs de belangrijkste personen en gebeurtenissen uit het verleden die samen Utrecht hebben gemaakt tot de provincie waarin we nu leven. Ook Vreeswijk heeft een belangrijke bijdrage in deze canon.

We gaan terug naar het jaar 1787, de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog is begonnen, de stoommachine is net uitgevonden. De eerste luchtballon vliegt net over onze provincie. En… er is een burgeroorlog gaande in Nederland tussen de Oranjeaanhangers en de revolutionaire Patriotten.

Patriot Cornelis Visscher is kapitein-luitenant van een schutterijcompagnie en trekt ten strijde. Bij de huidige wijk Fokkesteeg komt het tot een confrontatie tussen de legers van de Patriotten en de Oranje-gezinden. en de bijna vergeten Slag bij Vreeswijk.

De patriotten hadden grote delen van Holland en Utrecht militair versterkt. De stadhouderlijke troepen dachten een grote slag te slaan door Utrecht te omsingelen. Met een tangbeweging wilde men dit hoofdkwartier van de patriotten afsnijden en veroveren. Een noordelijk leger zou via De Bilt naar Maarssen trekken, in het zuiden trokken troepen via Rhenen naar Vreeswijk en Jutfaas. Daar stuitten ze in het donker op patriotse troepen uit Utrecht, die bewapend waren met kanonnen. In het donker werd aanvankelijk wat onregelmatig heen en weer gevuurd, maar op de lange smalle dijk tussen Vreeswijk en Jutfaas was er weinig ruimte tot manoevreren.

Aan de kant van de Oranjegezinden brak paniek uit en men begon zich terug te trekken. Toen de patriotten hun kanonnen gingen afvuren, veroorzaakte dat een massale vlucht. De patriotten, die een dode hadden te betreuren, vierden de slag bij Vreeswijk als een grote overwinning. De propagandamachine maakte overuren.

Ons Erfgoed: ‘Het Schippershuis’ in Vreeswijk

Nieuwegein heeft op dit moment 36 gemeentelijke monumenten en 53 Rijksmonumenten. Twaalf andere gebouwen en één sluis zijn enkele jaren geleden ook in aanmerking gekomen voor de status van Gemeentelijk monument. Dit om het cultureel erfgoed in Nieuwegein te behouden. Deze week de drie zeventiende-eeuwse woonhuizen, die na afbraak in 1980 in opdracht van de Stichting Behoud Beschermd Dorpsgezicht Vreeswijk zijn herbouwd. Aankomend weekend vindt VreeswijkVolVaart plaats, daarom vandaag ‘Het Schippershuis’ in Vreeswijk.

Net als de Lekstraat, vormt de Molenstraat een deel van het bebouwde tracé van de noordelijke Lekdijk. De zeventiende-eeuwse stellingmolen van J.A. van Eck is verdwenen. Deze molen is eerder beschreven in de rubriek ‘Toen en Nu.’ Deze molen was zo karakteristiek voor dit oudste gedeelte van Vreeswijk. Dit gebied werd in de jaren ’70 overigens ‘het zwarte gat’ genoemd vanwege de slechte staat van veel woningen daar. De Molenstraat 1-3-5 heeft twee beschrijvingen en wel de genummerde en het ongenummerde, deze laatste noemt men ‘achter 1-5.’ Klik hier om het verhaal te lezen van het Schippershuis in Vreeswijk.

Gewapende overval op Gall & Gall Cityplaza

Op vrijdag 7 augustus vond een overval plaats op een winkel aan de Passage. Een dader kwam via de voorzijde, publieksingang, de winkel binnen en bedreigde het personeel. Niemand raakte gewond bij de overval.

Rond 15.30 uur vond de overval plaats. De dader vluchtte vervolgens te voet weg via de personeelsingang aan de achterzijde van het pand. De dader komt daar uit op de Weerdstede en rent vervolgens weg in de richting van de Erfstede. De politie heeft ter plekke een onderzoek ingesteld en samen met de politiehelikopter een zoekactie gehouden. Hierbij werd de verdachte niet meer aangetroffen.

De dader betreft een man van rond de 20 jaar oud, met een bruine huidskleur. Hij heeft een slank postuur en draagt een zwart shirt met lange mouwen en een blauwe broek met een gat ter hoogte van zijn rechterheup. Ook heeft hij een pet op, waar krullen onder vandaan komen.

Personen die meer informatie hebben of de dader voorafgaand aan of na de overval hebben gezien en geen contact hebben gehad met de politie worden gevraagd om contact op te nemen met de recherche in Nieuwegein via 0900-8844. Anoniem melden kan ook via 0800-7000.

Servies dievegges gezocht

Het is al een paar maanden geleden maar de politie is op zoek naar twee vrouwen die op zondagmiddag 15 maart j.l. vier dozen met servies stelen bij de Xenos op winkelcentrum Cityplaza. Politie heeft uw hulp nodig en herkent u de verdachten bel dan met de politie 0800-6070, of 0800-0700.

Op bewakingsbeelden is te zien (klik op het videocameraatje hieronder) dat de vrouwen met de dozen door de winkel lopen. Eén van de twee gaat nog in de rij staan bij de kassa. Maar de ander loopt langs de rij de winkel uit. De eerste vrouw loopt dan achter haar aan. Elke doos heeft een waarde van 49 euro, dus in totaal stelen de vrouwen voor bijna 200 euro.

Signalement van de dievegges. Verdachte 1: – lichtgetinte huidskleur – 1.60 m – 25 – 30 jaar – normaal postuur – donkere hoofddoek – zwarte jas met een lange witte sjaal. Verdachte 2: – lichtgetinte huidskleur – 1.65 m – 25 tot 30 jaar – normaal postuur – zwart haar in een staart, zij had grijze gympen aan.