Het was nog in de oude De Kom. Ik had kaartjes voor ‘De Meeuw’ van Tsjechov. Als ik het theater binnenkom, is het er nog vrij stil. Ik schuif aan de tafel, waar nog twee stoelen onbezet zijn. Er is koffie met een verpakt koekje en thee met een chocolaatje in cellofaan.
Rond de tafel zitten zes oudere vrouwen en een man, die al die tijd niets zou zeggen. Zijn spijkerjack is hem genoeg. Naast de geborduurde letters met de tekst: ‘ik ben wie ik was’, is een foto te zien van een opstandig element uit de zestiger jaren, die mij niet bekend voorkomt. Het was duidelijk niet zijn idee, een toneelvoorstelling van Tsjechov.
Langzaam stroomt het theater vol. Ik zie veel vrouwen, oudere vrouwen welteverstaan, met stokken en krukken in verschillende uitvoeringen, en rollators in eigentijdse kleuren, waarmee ze driftig rondstappen. Het lijkt wel alsof ik in de multifunctionele ruimte van een verzorgingshuis terecht ben gekomen.
Als ik naar beneden kijk, zie ik de voeten van mijn tafelgenoten. Zonder uitzondering gestoken in stevige schoenen, met een flinke sok in bruin-beige tinten. De sokken zijn daarom zo goed zichtbaar, omdat de broeken die ze dragen te kort zijn, het zijn hoogwaterbroeken.
Ik raak in gesprek met een forse vrouw, die zuchtend en steunend plaatsneemt op de stoel naast mij. ‘Zo, ik zit ’, zegt ze, ‘ik ben een beetje gehandicapt, ik ben vorige week namelijk gevallen. Op de verjaardag van een nichtje. Ik moest een trapje af, ik dacht dat ik er al was, maar ik moest nog een treetje en hup, daar lag ik. Gelukkig heb ik niks gebroken. Maar ik ben helemaal beurs, en stijf natuurlijk.
Even licht ze haar redelijk imposante achterwerk van de stoel, ongegeneerd wrijft ze over haar rechter heup. ‘En mijn bil is ook erg pijnlijk. En dan zit ik natuurlijk nog met die tand.’ Ze neemt een slok van haar koffie. Dan doet ze haar mond wijd open en gunt me een royale blik in haar mond. Ze wijst, maar ik zie het zelf ook, er mist een voortand in de bovenkaak.
‘Bent u die tand kwijtgeraakt bij de val?’ vraag ik belangstellend, je moet toch wat. ‘Nee’, zegt ze, ‘ik weet ook niet hoe het kwam, maar ik heb die tand pas geleden doorgeslikt, per ongeluk natuurlijk. En nu zit ik al drie weken te wachten op een nieuwe tand. Die moet dan in het frame.’
Ze doet haar mond weer open en toont mij het frame, waarin de voortand mist door die te laten zakken. Ik zit nu in de mond van een totaal onbekende vrouw te kijken. Het frame hangt halverwege haar mond. ‘Zie je wel’, zegt ze, als ze het frame met haar tong weer op zijn plaats heeft geduwd. ‘Het wordt waarschijnlijk een jacquet, ik had eerst ook een jacquet. Maar ja, die moet je dan natuurlijk niet doorslikken.
Wacht even’, zegt ze zachtjes achter haar hand. ‘Daar heb je mijn vriendin, ze is dement, maar dat weet ze zelf niet. Ik heb haar meegenomen voor een avondje uit, maar volgens mij snapt ze er niets van.’ Als de voorstelling net begonnen is, verlaten twee oudere vrouwen de zaal. Zeker plassen, denk ik nog, maar ze komen niet terug.
Ontdek meer van De Digitale Stad Nieuwegein
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.