Het college van B&W heeft het Afwegingskader Aardwarmte Nieuwegein vastgesteld. Hiermee kunnen locaties voor aardwarmtewinning worden beoordeeld op criteria als veiligheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid en duurzaamheid. Een locatie die een initiatiefnemer voordraagt, kan zo zorgvuldig worden getoetst op geschiktheid. Het Afwegingskader wordt in december ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad.
Van de woningen in Nieuwegein is 51% aangesloten op stadsverwarming. Die draait nu voor 75% op aardgas, maar zal ook 100% aardgasvrij moeten worden. Zowel college als de gemeenteraad ziet aardwarmte als realistische optie om de stadsverwarming te verduurzamen. Voorwaarde is dat het veilig en maatschappelijk verantwoord gebeurt. Daarom is, in opdracht van de gemeenteraad, samen met inwoners en deskundigen gewerkt aan concrete criteria met realistische, meetbare indicatoren. Die staan nu in het Afwegingskader.
Samen met de stad Wethouder Energie en Klimaat Marieke Schouten: “Het Afwegingskader is tot stand gekomen dankzij veel mensen uit Nieuwegein die hebben meegedacht en ons met hun vragen en inzichten hebben geholpen. Onder meer tijdens de Warmteweken in oktober 2020, de aardwarmtelabs in april 2021 en een afrondend gesprek met inwoners op 15 september dit jaar. Het Afwegingskader geeft belangrijke handvatten aan de gemeenteraad, de inwoners van Nieuwegein en het college om met elkaar te toetsen of en hoe de winning van aardwarmte duurzaam en veilig kan plaatsvinden. En vooral: het geeft ons een leidraad om zorgvuldig en transparant met elkaar het gesprek te voeren over de afwegingen die gemaakt worden bij een initiatief, voordat besloten kan worden tot het winnen van aardwarmte.”
Zorgvuldig
Omdat college en raad veel hechten aan zorgvuldigheid, staan in het Afwegingskader nu concrete criteria met realistische, meetbare indicatoren beschreven op de thema’s: veiligheid, duurzaamheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid, ruimtelijke inpassing en vergunningen. Zo moet duidelijk zijn aan welke voorwaarden moet worden voldaan, waarop wordt getoetst en wie daarbij betrokken zijn.
Bij het thema ‘veiligheid’ bijvoorbeeld, is een belangrijk criterium dat de initiatiefnemer zich verbindt aan een landelijke schaderegeling. Daarmee zijn inwoners – al is het risico klein – goed beschermd tegen schade als gevolg van de twee boringen die nodig zijn. Indicator is dat inwoners die zichtbaar schade hebben, ontstaan nadat de fase van opsporing is gestart, zich via een goed bereikbaar loket kunnen melden. Vervolgens dient dit afgehandeld te zijn binnen een jaar na melding van de schade. Hierbij is sprake van omgekeerde bewijslast: inwoners hoeven daarbij niet aan te tonen of de schade veroorzaakt is door de boring, de initiatiefnemer moet aantonen dat schade niet is veroorzaakt door de boring.
Participatie in alle fasen
Een ander belangrijk criterium is dat inwoners en andere belanghebbenden in alle fasen worden betrokken. Hiervoor stelt de initiatiefnemer in afstemming met inwoners en de gemeente een ‘Omgevingsmanagementplan’ op. Indicator is dat inwoners en belanghebbenden voor elke fase weten hoe ze geïnformeerd en betrokken worden en weten hoe hun inbreng is verwerkt en waar ze dit kunnen vinden. Ook moet dit participatieproces telkens worden geëvalueerd.