Column Willeke Stadtman: ‘Mug’

Vroeger als kind werd ik ook altijd al gebeten. Ik heb er foto’s van. Zit ik met zo’n dik oog op het strand. Om met de deur in huis te vallen: ze hebben dit jaar Nieuwegein ook weer weten te vinden, de steekmuggen, en mij ook.

U kent dat wel. Je ligt lekker te slapen en ineens verbeeld je je dat je gezoem hoort. Dan volgt de ontkenningsfase. Je wilt het niet weten. Het kan niet waar zijn. Je trekt het dekbed wat verder over je hoofd, maar dat is dan weer veel te warm, dekbed weer weg, omdraaien, en rustig gaan slapen, er zit geen mug.

Even later zit ik rechtop in bed. Een mug, ik weet het zeker.

‘Wat is er?’ zegt T. ‘Ik hoor een mug.’ ‘Ga nou maar slapen, ik hoor niks.’ ‘Toch zit er een mug.’ Licht aan, bed uit, kijken. Ik zie niks. Vooral ook omdat de muren op onze slaapkamer muggen grijs zijn.

‘Doe het licht nou uit, straks komen er nog meer muggen binnen.’ ‘Heb jij daar een krant?’ ‘Wat moet je nou met een krant?’ ‘Ik ga die mug zoeken, ik ga hem doodslaan.’ ‘Ik heb geen krant.’ ‘Dan ga ik van beneden een krant halen.’ ‘Ga nou toch slapen.’ ‘Ik ga helemaal niet slapen, jij hebt makkelijk praten, jou steken ze niet.’

Krant.

T. heeft het licht uitgedaan. Wat onzin is, want muggen komen helemaal niet op het licht af. Dat is een fabeltje. Muggen komen op de lichaamsgeur af, op de geur van aminozuren op je huid. Op mijn huid.

In het donker stoot ik me tegen de houten rand van het bed. ‘Au.’  ‘Wat doe je nu weer?’ ‘Kan ik het helpen, dat er zo’n stomme rand om het bed zit. Ik heb me gestoten.’ ‘Alweer?’ ‘Ja, alweer, ja, omdat jij het licht uit hebt gedaan. En ik doe nu het grote licht aan, anders vind ik die mug nooit.’

Loeren. En nergens te bekennen natuurlijk.

‘Ik zie hem niet.’ ‘Ga nou maar slapen, misschien is hij weggevlogen.’ ‘Het is geen hij, het is een zij, want mannetjes zoemen niet. Die doen sowieso niets, behalve paren. Vrouwtjes doen het werk: hinderlijk zoemen, een slachtoffer uitkiezen, bloed opzuigen, eitjes leggen. Mannetjes drinken zich alleen maar suf aan de nectar. ‘Nou, je hebt voor elkaar, nu ben ik ook klaarwakker.’ ‘Wacht eens, ja, ik zie hem, daar in de hoek.’

Ik loop er voorzichtig heen, breng de dubbelgevouwen krant in stelling, wacht even en sla onverbiddelijk toe. ‘Ik heb hem.’ ‘Mooi,’ zegt T. ‘maar, er zit nu wel een vlek op de muur. Doe nu maar het licht uit.’ Tien minuten later hoor ik weer gezoem. ‘Zeg, hebben we niet nog ergens een spuitbus?’

Over Willeke Stadtman
De Nieuwegeinse Willeke Stadtman (1950), echtgenote en moeder van drie kinderen schrijft haar belevenissen in een column op De Digitale Stad Nieuwegein. Willeke heeft drie kleinzoons en een kleindochter, een hond (een Roemeense kliko) en een kleinhond (de hond van haar dochter).

Vierendertig jaar was Willeke werkzaam in de gezondheidszorg, aanvankelijk als arts, later als bestuurder met name in de ouderenzorg. In 2011 is zij gestopt met werken, precies zoals zij zich had voorgenomen.

Meer columns van Willeke Stadtman leest u hier.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk