Column Willeke Stadtman: ‘In tijden van Corona (10)’

Slim. Op donderdag boodschappen doen voor de Paasdagen. Na Albert Heijn reed ik tot twee keer toe op de Lidl aan de Kauwenhof. Het zag er zwart van de mensen, het viel me mee dat het leger nog niet was ingezet. Slim. Op Goede vrijdag voor dag en dauw uit de veren, om 08.05 uur bij de Lidl. Een jong ding met een geel hesje stond met een tissue schuldbewust de handvaten van de karren virtueel schoon te maken, ze werkte met lege flessen desinfectans.

Binnen kon je over de hoofden lopen.  Op de openbare weg had het een verkeersinfarct geheten, minimaal goed voor code oranje. Blijf thuis!  De file begon al bij de verse broodjesafdeling.  Ik werd rakelings gepasseerd door een zestiger, een massieve man met een norse ontevreden blik, type rauwdouwer, mogelijk een Corona-ontkenner.

De haakse bocht bij de groenteafdeling fungeerde als een misselijk soort fuik. Ik raakte verzeild in een wirwar van winkelwagens, manoeuvreerruimte nul, gunfactor minimaal, liever vaststaan dan voorrang verlenen. Dat werk.

Tussen de karren door, onderlangs, bovenlangs, gristen de klanten groente en fruit uit de schaars gevulde schappen.  Tot overmaat van ramp was een medewerker onverstoorbaar bezig om de vakken bij te vullen. U kent het wel: zo’n metershoog stalen obstakel, dat van geen wijken weet.

In de ontstane chaos was geen plek voor de 1,5 meter-samenleving. Het ‘nieuwe normaal’ had hier nog geen voet aan de grond gekregen. Een radeloos ogende oudere vrouw met een futloze uitstraling was in het gedrang haar kar mét handtas kwijtgeraakt. Een jonge vrouw met een dreinend kind aan de hand, probeerde én de kar én het kind in één soepele beweging langs mijn kar te trekken.

Het werd me te droes. Als je een beetje behoorlijk in je elleboog wilde hoesten, moest je toch minimaal ruimte hebben voor een armbeweging. Buiten was het onverminderd druk. Het leek wel of de klanten met busladingen tegelijk aangevoerd werden. Het jonge ding knikte toen ik zei dat het binnen gewoon niet te doen was, dat niemand zich aan de regels hield. ‘We proberen van alles,’ zei het kind. ‘Niets helpt.’

Ze wees naar de karren. ‘Er mogen 94 karren de winkel in, maar we doen er maar 90, dus dat is wel goed.’ Ik schatte dat er buiten nog zo’n 30 karren stonden.

Alles geprobeerd, dacht ik? Beveiliging? Handhavers? Vakken vullen na sluitingstijd? -Al eens gedacht aan afschalen naar 50 karren?

Willeke Stadtman

Klik hier voor de eerdere columns van Willeke Stadtman over dit onderwerp.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk