Er wordt wat afgecollecteerd in Nederland. Voor hart, nieren, lever, kanker, astma, brandwonden. En ook voor dieren.
Sinds een paar jaar collecteer ik voor de Dierenbescherming. Uiteraard is die collecte in de week van werelddierendag op 4 oktober. Iedere keer zijn mijn ogen weer te groot en geef ik meer straten op dan ik aankan, want op zo’n kaartje lijkt het weinig, totdat je het gaat lopen. O jee, dan is het donker voor je het weet en moet je de volgende dag nog een keer.
Natuurlijk lopen wij collectanten bij voorkeur op dierendag. Dan kan je na je begroeting en “heeft u iets voor de Dierenbescherming” ook zeggen “het is immers dierendag vandaag”. Dat blijkt een aantal twijfelaars over de streep te halen. Want tja, op dierendag weigeren voor de dieren is wat lastig, als net de kinderen uit school thuis zijn gekomen met enthousiaste verhalen over wat ze aan dierendag hebben gedaan.
Bij al die huisbezoeken valt me heel wat op, zoals dat de waarde van het huis een graadmeter is voor wat je binnenhaalt.
Er wordt wel eens beweerd dat hoe duurder het huis, hoe minder er wordt gegeven. Alhoewel mijn collecteerervaring nauwelijks als verantwoord wetenschappelijk onderzoek kan gelden, is dit beslist niet mijn ervaring. De besten zijn de “gewonen” en de “zeer luxen”. Bij de “gewone” rijtjeshuizen is er altijd wel een muntje of zelfs veel meer om in de bus te stoppen. Er was zelfs een kindje dat erop stond iets uit zijn spaarpotje te geven, naast hetgeen zijn moeder gaf. Ik heb hem extra bedankt, want dat was vreselijk lief.
De “zeer luxe” huizen geven ook altijd, zelfs eurobriefjes gaan royaal de pot in. Het zijn de “beetje luxe” huizen, waar je vaak tevergeefs aanbelt. Het is daar kennelijk kommer en kwel, men woont redelijk luxe, maar die steeds maar weerkerende collectes kan de portemonnee niet (meer) aan. Voor de goede orde: de uitzonderingen daargelaten.
Het malste vond ik die mevrouw die de munten al in mijn bus aan het stoppen was en net op het moment dat ze de munten zou loslaten vroeg “waar is het eigenlijk voor?” “Voor de Dierenbescherming, mevrouw”. Resoluut haalde ze de munten, nog net tussen de vingers, uit de bus en stelde “nee, dáár geef ik niet voor”.
Of de mensen die je, als je aanbelt, in de kamer of zelfs voor het raam ziet zitten en je gewoon voor jan doedel laten staan. Nu mogen mensen wat mij betreft helemaal zelf kiezen of ze wel of niet iets geven aan een bepaald doel, maar – terwijl je ziet dat ze jou zien – je gewoon als alweer zo’n dom inzamelertje laten staan, dan vind ik nogal neerbuigend. Dan heb ik meer bewondering voor de (gelukkig weinig) mensen die de moed hebben te zeggen “nee hoor, niet aan de deur, of: niet voor dit doel”.
Het valt me ook op hoe goed van vertrouwen veel mensen zijn. Ook in deze tijd, waarin je steeds maar hoort over aanbellers die vervolgens je huis leeghalen.
Je belt aan, men doet open en zegt “even de beurs pakken”. Ondertussen heb je een fraai uitzicht op een handtas die aan de verwarming in de hal hangt.
Of men zegt “even naar boven lopen” terwijl je in die paar minuten je slag zou kunnen slaan in het huis en dan weer met een onschuldig gezicht voor de deur staan met je busje.
Of die meneer die zei “komt u even binnen, het is anders zo koud”. Terwijl hij naar boven liep zei ik nog “gunst meneer, dit is de eerste keer dat iemand me binnen vraagt”. De meneer was helemaal verbaasd. “Nou ja, in deze tijd, meneer”. De meneer pareerde met dat hij eerst wel even in de blauwe of bruine ogen keek. Ik weer: “de mijne zijn grijs, maar toch bedankt”.
Nou ja, misschien maak ik gewoon wel een zeer betrouwbare indruk. Een heerlijke ervaring!
Of die wat oudere mensen die ik duidelijk stoorde bij het avondeten. Meneer deed de deur open en liet hem op een kier staan op zoek naar wat geld. Door het raam in de deur kon ik alles volgen. De beurs was onvindbaar, mevrouw werd erbij gehaald, laden geopend en maar zoeken. Mevrouw kwam tot twee keer toe aan de deur om te vertellen dat ze erg op zoek waren, maar dat het maar niet lukte. Uiteindelijk bedachten ze dat de portemonnee vast nog in de boodschappentas zat die nog in de auto stond. Dus de autosleutels werden nu gezocht en na vele minuten kwamen er tenslotte uit de tas uit de auto enige euro’s tevoorschijn. Ik heb ze met mijn liefste lach bedankt, een klein tikje berispt dat ze het geld in de auto hadden laten liggen en smakelijke voortzetting gewenst. Want ook al moet je hier dan een poosje wachten, ik vond het werkelijk super deze mensen zo betrokken te zien om wat voor het goede doel bij elkaar te zoeken. Prachtige momenten!
Of de wat oudere kinderen, die een beetje verlegen stamelen “mijn ouders zijn er niet, dus ik heb geen geld om te geven”. Dat hebben ze vast wel, maar ja, de keuze tussen alweer zo’n stom doel of volgende zaterdag een extra drankje is een heel moeilijke.
Of die meneer die aan de deur kwam en met een rood en bezweet hoofd vertelde dat het zo lastig was want hij stond te koken. Ik had direct een visioen van een vader die voor die ene keer voor een afwezige moeder op de kinderen moest passen en het overzicht aan het verliezen was. “Geen punt, hoor”, zeg ik in dat soort situaties, “we zijn er volgend jaar gewoon weer”.
Hetgeen dan allemaal weer verschillende reacties oplevert. Opluchting dat het zo makkelijk ging of “ja, dat zal wel weer”.
Of die mensen, die duidelijk net op het punt stonden een paar daagjes weg te gaan. De auto werd ingeladen, de baby in maxicosy de auto in, en toen stond ik daar weer met zo’n bus. Ik had het al met een “komt wel een keer, ga maar” weggewuifd, toen het wat oudere kindje een heel gesprek met me aanging. “Wat doe jij?”. “Ik vraag geld aan mensen om in deze bus te doen”. “Waarom dan?”. “Nou, dat geld doen mensen in deze bus en dat geven we dan aan de dieren”. “Voor welke dieren?”. “Voor de honden en de katten en de konijnen en de koeien en de paarden”. Intussen kon moeder er niet meer omheen, had tussen het inpakken door een muntje tevoorschijn gehaald voor haar zoontje om in de bus te stoppen. Hij wilde nog wel weten: “wat eten die dan?” “Nou, zeg jij eens wat die eten”. Terwijl hij dit nog aan het bedenken was, werden hij en de laatste dingen ingeladen en gingen we onze eigen kant op.
Na deze anekdotes, zult u het niet geloven, maar collecteren is heus geen hobby van me. Ik heb ook wel eens “oh, daar heb ze weer”. Toch, als je langs al die straten en al die huizen gaat, je kijkt om je heen wat je onderweg tegenkomt, je zet een glimlach op en je staat open voor wie je aan de deur tegenkomt en wat je meemaakt, dan is het toch wel vreselijk leuk om te doen. En als je er ook nog het doel van je keuze mee steunt, nou, dan is het eens per jaar niet eens zo erg. Het heeft in ieder geval weer voer voor een nieuwe column opgeleverd.
Ontdek meer van De Digitale Stad Nieuwegein
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.