Stik jaloers ben ik op mensen, die op de meest onmogelijke plaatsen zomaar spullen ‘vinden’ voor hun cultureel correcte interieur. Zoals Edwin bijvoorbeeld die een secretaire vond in de winterstalling van zijn bootje, of Lilian die een kapotte oud-Franse spiegel zag liggen tussen twee verweerde muren tijdens een wandeltocht in Tibet. En bij Peter staat een Indiaas straatkarretje in de kamer, afgetroggeld van een Indiër, die er verder toch niets meer mee kon.
Persoonlijk vind ik nooit zomaar iets.
In de rubriek ‘Smaak’ van Volkskrant magazine kunnen we elke week een kijkje nemen in het interieur van een willekeurige Nederlander. Vandaag zien we de woonkamer van Theo, die strak in het pak, goed gecoiffeerd en pseudo-relaxed poseert naast de trap, die hij ‘uit de brandnetels van een sloopterrein trok, waarna een vriend er nog twee treden aan vast lastte, zodat ie precies paste.’ Persoonlijk heb ik alleen al een paar honderd euro neergeteld voor het ontwerp van een trap.
In de hoek staat een bank, die ‘Theo timmerde van planken, die hij nog had liggen’. En de zwart-witte leren bank – een ontwerp van Dick van Woerkom uit de jaren vijftig – is gemaakt voor de familie van Theo’s ex-vriend. En toen de ex de bank niet meer kwijt kon, mocht Theo hem hebben. Persoonlijk heb ik nog nooit een bank van een ex gekregen en ik weet zeker dat ik rond het huis nergens planken heb liggen.
Daar staat tegenover, dat ik verantwoorde kunst aan de muur heb hangen en me niet heb laten afschepen met een kunstwerk van vriendin en performance kunstenaar Lydia, die een overtuigend zelfportret maakte van een krokodil, die in haar flamoes bijt. En ik heb ook geen betonvloer, die slechts afgewerkt is met een laklaag, zodat hij een beetje rommelig en kleiig oogt. Persoonlijk heb ik een nette tegelvloer, die er al in lag, toen we het huis kochten.
Ronduit afgunstig ben ik op de lange eikenhouten tafel, die Theo vond in de praktijk van een huisarts. De eetkamerstoelen zijn van vóór de generatie Gispen en toen Theo ze in een ‘oude spullen zaak’ voor een habbekrats kocht, zat er nog groen velours op.
‘Aan die tafel eten we altijd met al onze vrienden,’ zegt Theo. Ik zie het voor me, eindeloze avonden met loeigoede diepzinnige gesprekken, die tot in het holst van de nacht voortduren, zodat iedereen uiteindelijk maar gewoon blijft slapen. En ’s morgens is er altijd wel een vroege vogel, die bij de warme bakker op de hoek warme croissantjes scoort. Persoonlijk tel ik aan die tafel maar vier van die retrostoelen, maar dat komt omdat ik geen fantasie heb.
Ik vind het een depressief makende rubriek. Nergens een woord over hoe ik bijvoorbeeld ook eens spullen kan vinden, waar ik moet gaan zoeken, hoe ik aan vrienden kom die schilderen of schetsen maken, die ik dan gratis krijg. Of hoe ik alsnog meubelstukken kan erven, die jarenlang ergens op een zolder hebben gelegen en die ik opnieuw laat bekleden door een hele goede vriendin die ik dan heb, en die toevallig hele mooie stoffen maakt van gedroogde boomschors.
Persoonlijk zal ik wel nooit in aanmerking komen voor zo’n rubriek. Ik heb er het interieur niet voor. Ik heb gewoon alles bij elkaar gekocht. En ik draag trouwens ook niet zo’n strakke donkere hoornen bril.
Ontdek meer van De Digitale Stad Nieuwegein
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.