Hoewel ik tienduizend kilometer bij mijn familie vandaan woon, was mijn moeder er als de kippen bij toen ik lag te puffen en kreperen. Naast de prestatie van de bevalling was ik binnen een mum van tijd negen kilo kwijt en De Buik was ultrarap geen noemenswaardig fenomeen meer. Niet dat het iemand verder opviel. Alle aandacht ging uit naar mijn kersverse zoon. De tweede prijs sleepte mijn moeder in de wacht. ‘Wat een mooie vrouw!’ ‘Wat een prachtig blauwe ogen!’ ‘Wat heb jij een jonge moeder!’ De complimenten vlogen in de rondte. Dat vind ik op zich prachtig, ik bedoel, die genen heb ik maar mooi binnen. Nog doorgegeven ook zelfs.
Maar mijn moeder zou mijn moeder niet zijn als er toch werk aan de winkel was. Ten eerste moest ze elke dag personal training, van mij. Ze wilde met een strak lijf en dito schema weer huiswaarts keren. Ten tweede was daar Het Haar. Nu is dat haar al een jarenlang issue. Het punt is namelijk, het oogt best artistiek, het heeft een trendy kleurtje, de lengte is speels, maar het blijft een continue strijd tegen Pluis. Waardoor het haar helaas vaak wat wegheeft van een ragebollerige onverzorgde toestand en daar wil niemand mee gezien worden. Laat staan iemand die eigenlijk nog best heel leuk in de markt ligt.
De strijd tegen Pluis was een veel zwaarder en gecompliceerder project dan de personal training. Dat zegt heel wat, want mijn moeder heeft een godsgruwelijke hekel aan alles waar ook maar een halve zweetdruppel aan te pas komt. Bovendien zou je denken dat iemand die net bevallen is liever de strijd zou aangaan tegen een luchtig bosje Pluis in plaats van elke dag een serie oefeningen te moeten afwerken met een licht rebels moedertje aan haar zijde. Vergeet het maar.
Op dag twee begonnen we met de föhn. Ik heb geen misselijke föhn. Maar dat gegeven maakte weinig indruk op Pluis. Goed borstelen en vier verschillende haarproducten verder, Pluis bleef zitten waar ‘ie zat. Alleen de pony had ik onder controle gekregen.
Om dit vermoeiende beginresultaat te verwerken besloten we een paar rustdagen in te lassen. Tijdens de volgende poging zetten we een duurdere shampoo in en een goede conditioner. Föhnen op handdoekdrooghaar, dat zou Pluis leren! Maar na drie lamme armen was Pluis nog steeds niet onder de indruk van mijn föhntechnieken en kneedmethoden. Het zat wel ánders. Maar mooi? Mwah.
De dagen daarop werd er gemodelleerd, gekamd en gefrunnikt. Ten einde raad deed ik iets met een clip.
‘Misschien moet ik gewoon weer eens naar de kapper,’ opperde mijn moeder. Maar we wisten allebei dat geen kapper opgewassen is tegen Pluis. ‘Maar dan laat ik me niet weer van dat dure spul aansmeren,’ vervolgde ze. Eveneens een prehistorische opmerking. Ze stonk er elke keer weer in. ‘Misschien moet je Pluis gewoon accepteren,’ zei ik voorzichtig. ‘Ben je nou helemaal mal?’ riep ze, ‘zo snel geef ik me niet gewonnen!’ Zij niet. Ik wel. Ik had mijn lesje geleerd. Aan een bevalling, zelfs eentje van vierendertig uur, zit een begin en een eind, maar Pluis is een eindeloos verhaal.
Lucie Vriesema
Heb je een nieuws-tip? Stuur je nieuws en/of foto naar: redactie@pen.nl