Zee

Wolken hingen stil in de lucht. Zandkorrels stopten met waaien. Zeehonden hieven hun snuitjes op van de zandbank. Een enkele meeuw kon een schreeuw niet onderdrukken. Daar stond ik. Mijn voet boven het zeewater. Achter mij de mensheid. Het was mijn linker kleine teen die het eerst kopje onder ging. Spoedig volgden andere tenen en al gauw een enkel, een knie. Vertraging. Naar voren en weer naar achter kijken. De mensheid gehuld in witte huid en nieuwe bikini’s. Een grote badhanddoek om haar schouders. Angstig, twijfelachtig. Kan het al? Ik adem in, uit, ik ren. Gooi mijn lijf de golven in. Een acute hartstilstand van kou en heerlijkheid. Het kan. Het is zomer. In mijn enthousiasme raak ik bijna de kust van Engeland.

Na enkele momenten van ontspannen dobberen komen alle vragen terug. ‘Wat moet ik nog doen voor ik op vakantie ga? Waar moet mijn afstudeerscriptie over gaan? Hoe laat is het? Is dat een krab? Is er tussen mijn reis en het werken in nog een vrije dag? Waarom kan ik zo slechts niets doen? Is dat een vis? Is mijn haar nat? Riep iemand? Hoe laat is het?’ Te laat. Mijn opgestoken haar is nat en mijn neus roodverbrand.

Wat is het fijn om te lopen. Dat zou je soms zomaar vergeten. Hoe fijn het is om te lopen, te rennen, te fietsen, te zwemmen. Te leven. Dat dat lijf gewoon doorbeweegt. Dat dat lijf vijfentwintig kilometer liep, midden in de nacht, en dat dat heerlijk was. Dat dat lijf zich de dag erna voortbewoog als een oude vrouw maar zich onoverwinnelijk voelde. Het is zomer. Ik loop. Wie maakt me wat?

Zandkorrels plakten aan mijn lijf. Mijn zwarte ondergoed ging haast voor een bikini door. Het was niet de bedoeling te zwemmen. Ik droog me af met het T-shirt waar ik die nacht in sliep. Laat me vallen op een slaapzak. Het is zomer. Ik slaap. Na mij de zondvloed.

Dit bericht werd geplaatst in Niet gecategoriseerd door . Bookmark de permalink .

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!Reactie annuleren