Opa

We waren een dagje op stap met de oudste kleinzoon die net vier is geworden. Hij woont in de Radiostraat, wat vrij toepasselijk is, want hij zendt de hele dag non-stop uit, zonder enige onderbreking. Het valt me nog mee dat hij in zijn slaap niet schijnt te praten.

Enfin, onderweg in de auto – het was net 8 uur in de ochtend – memoreerde hij nog eens dat hij heel erg van praten houdt en dat hij hoopte dat ik ook heel erg van praten houdt. Hij vindt het gezellig om te praten, zei hij er ter toelichting nog even bij. Om dit goed te laten indalen, laste hij een kleine pauze in.

Ik moet eerlijk zeggen dat hij enorm zijn best doet om er iets in te brengen van ‘wederzijdse conversatie’, alhoewel de eerlijkheid ook gebiedt te zeggen dat ik toch hoger scoor in half afgemaakte zinnen dan hij.

Hij is ook zeer bedreven in ‘bedisselen’, een beetje een vergeten woord, dat de meeste mensen allang niet meer gebruiken, een woord dat mij doet denken aan mijn eigen jeugd zonder nu meteen te beweren dat hij die eigenschap van mij heeft.

Een van de eerste dingen die hij bijvoorbeeld bij voorkeur meteen graag goed geregeld wil hebben, is het menu van de dag. Hij dacht zelf aan pannenkoeken voor tussen de middag (met spek en met banaan, hij kon er wel vier op), voor ’s avonds leek hem macaroni een goede optie, maar dan niet met tomaten, of paprika, eventueel wél met champignons en spekjes en vooral met veel kaas. Zijn ouders noemen hem ‘rupsje nooit genoeg.’

Mocht nu het beeld oprijzen van een wat obese jongetje: dit is geenszins het geval. Het is hem totaal niet aan te zien. Integendeel.

Na de pannenkoeken togen wij naar de dierentuin in Rhenen. Gedurende de autorit werden wij deelgenoot gemaakt van dieren die hij wél en dieren die hij beslist niet hoefde te zien, zoals leeuwen, omdat hij ’s nachts vaak droomt dat hij wordt opgegeten door een leeuw. In één hap! Maar gelukkig wordt hij daarna ook meteen weer uitgespuugd. En dan is hij nog heel. Ik neem aan dat het uitspuug-scenario uit de opvoedkoker van zijn ouders komt.
Eenmaal in de dierentuin vergaapte hij zich desondanks aan de witte leeuwen, alhoewel vergapen misschien een verkeerd gekozen woord is. Het was meer ‘spotten’, dan kijken.
‘Ik heb hem al gezien, die papegaai, en voort gingen we.’ Zo galoppeerden we op hoge snelheid door Ouwehands Dierenpark.

Het mooist vond hij de krokodillen, die eigenlijk geen krokodillen waren, maar bescheiden kaaimannen: een kinderhand is snel gevuld.

Vlak bij de ijsberen – er lag één ijsbeer languit op zijn buik in het gras met de voetzolen naar boven – stond een kraampje. Inmiddels was er sprake van dorst en ‘honger’. Kleinzoon wilde graag water met zonder prik en een broodje Unox leek hem ook wel lekker.

Het was een vrij royaal broodje, ik schatte in dat minimaal de helft uiteindelijk aan opa zou toevallen, maar nee. Het hele broodje ging zo die broodmolen in. Oké dan, ik kreeg twee hapjes en opa één.

Op de terugweg zei kleinzoon dat hij ook graag opa wilde zijn. Opa zei dat daar natuurlijk heel wat bij kwam kijken. Opa word je niet zomaar.

Dat snapte kleinzoon ook. Je moest bijvoorbeeld als opa op één been kunnen staan, dacht hij, en je moest een koprol kunnen maken en je moest ook kunnen fietsen met zonder zijwieltjes. Oh ja, en je moest ook van de toeter van oma’s auto af kunnen blijven.

Dit bericht werd geplaatst in Niet gecategoriseerd door . Bookmark de permalink .

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!Reactie annuleren