Muis

Die avond klap ik in mijn handen, twee keer, dat volstaat volgens mijn man.
Meestal rept de kat zich dan dwars door de bloemperken naar de achterdeur. Hij heeft het niet zo op buiten. Liever ligt hij lekker uren te snurken in een van de twee ronde gootsteenbakken, lekker veilig. Lekker vies zou de smaakpolitie zeggen.

Pas bij de tweede poging hoor ik geritsel, in het donker doemt een schim op. Hij is het, de kat zonder naam, want hij luistert toch nergens naar. Daarom geven we hem elke week een actuele naam, zo heette hij recent onder meer Crisis, Euro en Wilders. Van die laatste naam komen we niet meer af, Wilders is altijd actueel.

Wilders schiet langs me heen, de deur naar de woonkamer staat open.
Wat mij triggert, weet ik niet precies, maar ik dacht toch in een flits te zien, dat hij zijn kaken niet helemaal op elkaar had.

Wilders staat stil bij de eettafel, de rechterkant van zijn bek mondt uit in een staartje. Vreemd, nooit eerder gezien. In een impuls pak ik hem bij zijn nekvel. Vanuit zijn kaken ploft er een diertje op de vloer, een heel klein grijs veldmuisje. In de verwachting dat het beestje dood is, zet ik Wilders in de schuur.

Net als ik het muisje met de dichtstbijzijnde theedoek wil oppakken, zie ik dat het verdwaasde beestje nog leeft. Sterker nog, hij trippelt rechtstreeks naar een hoekje achter een pot zonder plant. Eitje, denk ik overmoedig. Met de theedoek maak ik een uiterst doeltreffende beweging in de richting van het bibberende muisje, dat natuurlijk niet kan weten, dat ik hem alleen maar wil redden. Een kansloze actie. Schielijk zoekt het beestje een goed heenkomen.

Waar is hij nou gebleven? Het is inmiddels half een, ik wil naar bed én ik wil geen muis in de kamer. Op handen en voeten speur ik 70 vierkante meter af, zonder succes. Oké, ik weet het, het is een zwaktebod, maar andere opties heb ik niet meer, ik zet Wilders in. Eenmaal in de huiskamer ligt hij een beetje stompzinnig over de grond te rollen. Ik spoor hem aan: ‘Zoek de muis, zoek dan.’ Geen reactie. Zwaarder geschut. ‘Toe dan Wilders, volgens mij komt ie uit het buitenland, zoek.’ Blond zit ie me aan te kijken, met zo’n vage donkere uitgroei bij de haarwortels. Wat is het toch een engerd, in de schuur ermee.

Als lokkertje zet ik een schaaltje met kaas neer voor de muis, in de hal.
De volgende ochtend zie ik dat de muis weliswaar van de kaas heeft gegeten, maar zich verder niet ophoudt in de overzichtelijke hal.

Een truc. Ik zet de deur naar de tuin wagenwijd open en ga douchen. Wilders zit nog steeds in de schuur en een beetje intelligente muis weet zijn kansen heus wel te pakken. Na de douche zet ik desnoods mijn ultieme wapen in: de stofzuiger. Muizen zijn namelijk als de dood voor dat soort apparaten en dan racet hij vanzelf de tuin in, zijn vrijheid tegemoet. Een briljant idee.

Het is gelukt, de muis is ontkomen. Ik stofzuig me een ongeluk, onder tafels, stoelen en banken, en zie je wel, nergens een muis.

Als ik de volgende ochtend beneden kom, ruikt het een beetje vreemd. Ter hoogte van de eettafel tref ik een snuitje aan, dat niet meer verbonden is met de rest van het lichaam. ‘Jezus’, denk ik, ‘heeft Wilders hem gisteravond toch nog te pakken gekregen, terwijl ik boven zat te werken. Wat is die Wilders toch een onvoorspelbare doerak.’

Dit bericht werd geplaatst in Niet gecategoriseerd door . Bookmark de permalink .

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!Reactie annuleren