Column Willeke Stadtman: ‘In tijden van Corona (5)’

Mijn werk ligt nagenoeg stil, maar vanochtend moest ik toch even in de apotheek zijn. Voor de ingang stond een rij van drie mensen. Deurbeleid: twee mensen tegelijk in de apotheek, niet meer. De zon scheen volop en de wind was aangenaam fris.

‘Het duurt heel lang,’ zei een jonge vrouw met een klein meisje aan de hand. Zij ging alvast de trap op naar de ingang met zo’n deur die automatisch opengaat als hij een mens ziet. Dat leek het dochtertje wel wat, de deur zoefde open en dicht, telkens als ze ervoor ging staan.

Een wat norse man in een echt Bilthovens tenue, manchester corduroy broek, loafers, een kek kort leren jasje, keek onbewogen voor zich uit. De derde wachtende was een vrouw van, schat ik, begin middelbare leeftijd, ze droeg een fel oranje gekleurd jack en een donkere broek.

Ik probeerde een praatje, maar dat viel na één zin al dood. De vrouw in het oranje jack vond het ook vreemde tijden, ze had zoiets nog nooit eerder meegemaakt.

De jonge vrouw had haar dochtertje inmiddels bij de kladden gevat om te voorkomen dat de deur helemaal zou ‘doordraaien’, omdat hij netjes openging, terwijl er niemand binnenkwam.  Daar heeft zo’n deur het heel moeilijk mee, het is onbekend terrein, maar ook voor een deur zijn het hele rare tijden.

De Bilthovenaar, met vers gekapt hoofd, – hij wel, hij was kennelijk net voor ‘het uur U’ nog bij de kapper geweest – keurde ‘ons vrouwen’ geen blik waardig. Voor hem moeten dit ook hele bizarre tijden zijn, maar hij had er zo de pest in dat hij moest wachten dat hij dat gevoel niet met ons wilde delen. Volgens mij was het zo’n man, die gewend is om op zijn wenken bediend te worden, en het onmogelijk kon verkroppen dat hij moest afzien van zijn gebruikelijke privileges, terwijl het hem toch ook duidelijk moest zijn dat we hele uitzonderlijke tijden beleven.

Op weg naar de apotheek had ik in mijn ooghoek een patisserie gezien, ze deden er in edel gebak of edelgebak, daar wil ik vanaf zijn. Ook daar gold een deurbeleid. Er mochten maximaal vier mensen in de winkel aanwezig zijn, maar slechts twee mochten zich – na afroep  door het winkelpersoneel – vervoegen bij de toonbank, de passage was slim versmald door twee goudkleurige pilaren met rode koorden. Klanten moesten zich uiterlijk links- of rechts van de toonbank opstellen. Ik kocht twee gebakjes.

Bij het verlaten van de winkel stuitte ik op een knappe jongeman die vlakbij zijn imposante motor stond in een eigentijdse zwart leren outfit. Er stapte een jongetje van een jaar of tien, samen met zijn moeder, voorbij. ‘Dat is echt geen anderhalve meter afstand hè?’ zei het jongetje. De knapperd lachte: ‘Maar dat hoeft ook niet hoor, ik ben met die motor getrouwd.’

Vanavond eten we ons gebakje. Want ook al stopt DWDD, de wereld draait gewoon door.

Willeke Stadtman

Klik hier voor de eerdere columns van Willeke Stadtman over dit onderwerp.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk