Column Willeke Stadtman: ‘Ballenbad’

Vorige week had ik geen tijd voor een column. Dat kwam omdat mijn kleinzoons van vier en tweeënhalf bij ons logeerden en wel gedurende drie dagen. Omgerekend is dat 72 uur. Eerst dacht ik nog dat ik tussen de bedrijven door wel tijd zou vinden om te schrijven, maar kleinkinderen runnen een continue bedrijf met als naam én motto: Aandacht.

Ze kwamen binnen met een stuk of vijf volgepakte megatassen, waarin onder meer een Nijntje-wekker, een babyfoon, speelgoed, boeken, knuffels en kleding voor bedenkelijke weersomstandigheden. En los daarvan nog een kinderfietsje met zonder zijwieltjes, een loopfietsje en twee helmen voor bij het vallen.

Plus natuurlijk, niet te vergeten: de iPad, een apparaat dat garant staat voor het ontwikkelen van onderhandelingsvaardigheden bij kinderen en schuldgevoelens bij ouders: is het niet omdat hun kinderen te lang op de iPad zitten, dan wel omdat ze dat hun kinderen onthouden, terwijl ze toch kunnen weten dat Maurice de Hond – opiniepeiler, misdaaddeskundige en iPad adept – altijd gelijk heeft.

Ze zijn heel goed opgevoed, ik kan niet anders zeggen: ze zijn beleefd, ze zeggen dankjewel als ze iets krijgen bij de bakker of de slager, ze zeggen alsjeblieft, ze gaan direct slapen als ze in bed liggen en ze komen er in principe pas uit als Nijntje om tien over zeven heeft gezongen. Dat de oudste zich rond zessen achtereenvolgens meldt voor het snuiten van de neus, een flinke plas, een jeukende pukkel op de bil waar zalf op moet, en vervolgens komt melden dat zijn broertje om oma roept. Soit.

Ze gaan ook heel leuk met elkaar om. Meestal laat de oudste de jongste ongemoeid, en bij kleine clashes – die meestal luidruchtig onder de aandacht worden aangebracht door de jongste – is een lichte interventie veelal voldoende om het conflict in de kiem te smoren.

Twee dingen beheersten evenwel hun gemoed: wat gaan we eten en wat gaan we doen? De vraag over het eten was een eitje. Qua eten zijn het net een stel bootwerkers: het maakt niet uit wat je ze voorzet, het gaat erin als Gods woord in een ouderling.

Voor ‘wat gaan we doen’, moet je van betere huize komen. Thuis blijven is geen optie, zeker buiten het bereik van de iPad.

Zo geraakten wij op zaterdagochtend de weg kwijt in IJsselstein op zoek naar Monkey Town, een indoor speelparadijs dat zich net buiten het navigatiesysteem had genesteld in een onbeduidende straat met zaken als Babydump en Outletcrash.

We konden relaxen, verzekerden ze ons bij de receptie, we konden iets lekkers te drinken of te eten nemen, de krant of een tijdschrift gaan lezen, terwijl onze kleinkoters intussen hun goddelijke gang konden gaan in de door stootkussens beveiligde attracties van het speelparadijs.

Maar zo ging het niet.

De oudste was na onze zorgvuldige speelparadijs-introductie in geen velden of wegen te bekennen en de jongste had een poepluier, die hij simpel en doeltreffend aankondigde met het woord ‘poep’. Ik zal er verder niet over uitweiden: een kamertje, een wit plastic uitkleedkussen, losse beentjes die onbedoeld ontspannen in de poep hingen en te weinig doekjes.

Hij wilde naar het ballenbad dat ik nog kende van Ikea. Zo’n bad waar kinderen uit willen als het hun ouders niet uitkomt.

Ik wilde er niet in. Maar het hielp niet. Ineens zat ik midden tussen de ballen.

En ik wist zeker dat niemand zou omroepen dat ik eruit wilde.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk