Column Herman Troost: ‘Grote en kleine overheden en hun vergadercircuits, deel 4’

Wanneer je langer raadslid bent, ontdek je samen met een goed team steeds meer eigenaardigheden in de handel en wandel van overheden. Zo zijn daar de gemeenschappelijke regelingen. Die samenwerkingsverbanden voeren voor de aangesloten gemeentes allerlei taken uit. Dat gaat van afval ophalen tot aanslagen voor lokale belastingen administratief afhandelen. En zo hebben we er een stuk of zes en komen er nog meer bij. Het gezamenlijke uitvoeren van taken voor meerder gemeentes tegelijk kan overigens inderdaad tot betere efficiency en gemiddeld minder kosten leiden. Maar geregeld komen er resultaten voorbij die het tegenovergestelde aanduiden.

Het aardige is dat die instituten een belangrijk deel van hun energie stoppen in het verdedigen van hun eigen biefstuk. Niets menselijks is hen natuurlijk vreemd. Maar aan de andere kant zijn ze juist in functie om  eenvoudige taken uit te voeren.  Die taken zijn wettelijk vastgelegd en maken voor elke gemeente ongeveer dezelfde bezigheden noodzakelijk.

Na verloop van tijd komt  er dan een nota binnen met vragen over breed beleid. De gemeenschappelijke regelingen zoekt daarmee als het ware naar uitbreiding van activiteiten. Ze kunnen natuurlijk binnen hun takenpakket beleid ontwikkelen om zo efficiënt mogelijk te werken. Maar ze kunnen geen extra taken toevoegen aan de contractueel verplichte activiteiten. Het is dus schoenmaker blijf bij je leest, het zei dan dat den Haag weer extra taken bij gemeentes neerlegt die qua uitvoering goed bij  een gemeenschappelijke regeling passen. U begrijpt dat in dit soort krachtenvelden er aardig heen en weer gepraat gaat worden.  Dat kost tijd en energie en gaat ten kosten van efficiency. Maar ja vergaderen is voor sommigen ook een vorm van broodwinning.

Wat onze hardwerkende clubs ook goed kunnen   is het schrijven van kadernota’s, concept begrotingen en jaarrekeningen. Voor het gemiddelde raadslid gaan die rapportages vaak een brug te ver.  Maar dat geef je natuurlijk niet toe. En dus bestaat de inbreng vaak uit zinnen als: Mijnheer de voorzitter er is al veel gezegd. Naar toch heb ik nog een vraag over het lijstje op pagina 66. Kan de wethouder aangeven wat daar nu mee bedoeld wordt. Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.” Daarbij moet je natuurlijk rondkijken of je net het ei van Columbus ontdekt hebt. Het is duidelijk dat die papierwinkel vanuit een zestal of nog meer gemeenschappelijke regelingen  de raad ver boven het hoofd groeit.

Maar ook de gemeentelijke organisatie en het college van burgemeester en wethouders hebben moeite om een en ander bij te benen. Want hoewel de papierwinkel aan de raad gericht is,  moeten de ambtenaren de stukken afhandelen, het college het goedkeuren voor behandeling door de raad en de raad de definitieve goedkeuring geven. Vervolgens beantwoordt het college uit naam van de raad het stuk en verdedigt het gemeentelijke standpunt wanneer dat nodig is binnen dagelijks- en of hoofdbestuur van de gemeenschappelijke regeling. Onnodig te zegen dat binnen de kaders van het technische gebeuren met daar tegenover het politieke gedoe er veel tijd, energie en geld  besteed wordt aan zaken die eigenlijk juist door de uitvinding “gemeenschappelijke regeling” gemakkelijker en voordeliger gedaan moeten worden. Maar helaas! Zo is het niet.

Nu begrijpt u ook waarom in deze verkiezingstijd de Haagse kopstukken zo vaag blijven als het om oplossingen gaat. Het is veel makkelijker om elkaar de maat te nemen over problemen die “opgelost moeten worden” dan  concrete oplossingen aan te dragen die handig, verstandig en ook  betaalbaar zijn. Vergeet dus die miljarden  waarmee gestrooid wordt en ga er  vanuit dat elk plan een kostenplaatje heeft dat wij als burgers mogen betalen.

Wordt vervolgd!

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk